Obinutuzumab plus dexamethason, hoge dosis cytarabine en cisplatine wordt goed verdragen en is effectief in het induceren van MRD-negativiteit in beenmerg bij patiënten met een mantelcellymfoom die in aanmerking komen voor transplantatie. Dat blijkt uit de LyMa-101-studie waarvan de resultaten zijn gepubliceerd in The Lancet Haematology. Obinutuzumab kan daarmee mogelijk een alternatief zijn voor rituximab in deze populatie, aldus de onderzoekers.
LyMa-101 (NCT02896582) was een prospectieve, open-label, fase II-studie waarin de effectiviteit van obinutuzumab plus dexamethason, hoge dosis cytarabine en cisplatine (DHAP) werd onderzocht bij patiënten (18 tot 65 jaar) met een mantelcellymfoom, die geen eerdere behandeling hadden ondergaan en in aanmerking kwamen voor een autologe stamceltransplantatie. Het primaire eindpunt was de afwezigheid van minimale restziekte (MRD) in het beenmerg na 4 kuren obinutuzumab plus DHAP: obinutuzumab 1000 mg/m2 intraveneus op dag 1, 8 en 15 in cyclus 1 en op dag 1 in cycli 2, 3 en 4; dexamethason 40 mg intraveneus op dag 1-4, cytarabine 2 g/m2 intraveneus elke 12 uur op dag 1 en daarnaast cisplatine 100 mg/m2 via continue infusie gedurende 24 uur op dag 1, carboplatine area under the curve 5 of oxaliplatine 130 mg/m2. Na de transplantatie volgde 3 jaar onderhoudsbehandeling met obinutuzumab (1000 mg/m2 elke 2 maanden) gevolgd door MRD-gebaseerde on demand-onderhoudsbehandeling met obinutuzumab. De behandeling werd als effectief beschouwd als de MRD-negativiteit in beenmerg ≥ 70% was en als ineffectief als deze ≤ 55% was.
Minimale restziekte
In totaal werden tussen 29 november 2016 en 2 mei 2018 86 patiënten geïncludeerd in 28 Franse ziekenhuizen. Eenentachtig patiënten voltooiden de inductiebehandeling, 73 ondergingen een autologe stamceltransplantatie en 69 patiënten startten met onderhoudstherapie. Van de 73 patiënten in de effectiviteitsdataset was bij 55 (75%) patiënten het beenmerg MRD-negatief na de inductiebehandeling. Volgens de protocoldefinitie waren 18 (25%) van de 73 patiënten MRD-positief: bij 12 patiënten was het beenmerg daadwerkelijk MRD-positief, 2 patiënten vertoonden progressie tijdens inductietherapie en bij 4 patiënten kon de MRD-status niet worden beoordeeld. De meest voorkomende treatment-emergent bijwerkingen van graad 3 of 4 waren anemie (graad 3: 26 (31%) van 85 patiënten; graad 4: 3 (4%) van 85 patiënten) en neutropenie (graad 3: 13 (15%) van 85 patiënten; graad 4: 32 (38%) van 85 patiënten). Tijdens de inductiefase traden 58 ernstige bijwerkingen op. 3 patiënten overleden, maar bij geen van hen was het overlijden gerelateerd aan de behandeling.
Bron: