De prevalentie en ernst van allergische aandoeningen verschilt tussen mannen en vrouwen. Recent is gevonden dat groep 2 aangeboren lymfoïde cellen (ILC2’s) een cruciale rol spelen bij deze aandoeningen. Een recente studie uit China bevestigde de rol van ILC2’s en toonde geslachtsverschillen en mogelijke aanknopingspunten voor de behandeling.
Bij astma en allergische rinitis is sprake van een allergische luchtwegontsteking, overwegend van het type 2. De epidemiologie en ernst van astma blijken te verschillen tussen mannen en vrouwen. Terwijl deze aandoeningen frequent voorkomen bij jongens, nemen de prevalentie en ziekte-ernst bij meisjes/vrouwen toe vanaf de adolescentie tot de volwassenheid. Er liggen diverse mechanismen ten grondslag aan deze man-vrouwverschillen, waaronder de effecten van vrouwelijke hormonen op de immuunrespons en in het bijzonder de modulatie van de ontstekingsreactie door oestrogenen.
Tot nu toe werd ervan uitgegaan dat de type 2-ontsteking vooral gemedieerd wordt door CD4-positieve helper T-lymfocyten (Th2). In eerder onderzoek is echter gevonden dat vrouwtjesmuizen een hogere Th2- en Th17-respons hadden dan mannetjesmuizen. Bij die respons was sprake van een hoge expressie van interleukine (IL)-13- en IL-17A en hoge niveaus van ontstekingscellen.
Cruciale rol van ILC2’s
In onderzoek van vorig jaar is gevonden dat ILC2’s een cruciale rol spelen bij astma en allergische rinitis, zowel bij mensen als bij dieren. ILC2’s produceren grote hoeveelheden Th2-cytokines, zoals IL-5, -9 en -13, in reactie op cytokines die afkomstig zijn van epitheelcellen, zoals IL-25 en -33 en thymus stromaal lymfopoëtine (TSLP).
Tot nu toe zijn in slechts twee studies geslachtsverschillen in de ILC2’s van patiënten onderzocht. De ene studie meldde dat vrouwelijke patiënten met matig tot ernstig astma grotere hoeveelheden circulerende ILC2’s hadden dan mannelijke patiënten. Daarentegen toonde een andere studie dat de ILC2’s alleen in het sputum van vrouwelijke patiënten met mild astma significant hoger waren dan bij mannelijke patiënten, maar er waren geen geslachtsverschillen in de bloedwaarden. Daarom blijft het onduidelijk of er geslachtsverschillen zijn in de circulerende ILC2-niveaus bij patiënten met allergische rinitis, al dan niet met comorbide astma.
Vrouwtjes- versus mannetjesmuizen
Verschillende studies meldden dat de reactie van de ILC2’s verschilde tussen vrouwtjes- en mannetjesmuizen met astma. In een model van allergische luchtwegontsteking hadden vrouwtjesmuizen grotere aantallen ILC2’s dan mannetjesmuizen. Deze diermodellen waren echter meestal geïnduceerd door ovalbumine of huisstofmijt, terwijl bij de pathogenese daarvan zowel Th2-cellen als ILC2’s betrokken zijn.
IL-33 blijkt specifiek het ILC2-dominante astmamodel bij muizen te induceren. De geslachtsverschillen van ILC2-niveaus moeten onderzocht worden in een specifiek ILC2-dominant model van T- en B-cel-deficiënte muizen.
Recente studie uit China
In een recent muizenmodel uit China zijn de geslachtsverschillen in de ILC2-afhankelijke allergische luchtwegontsteking onderzocht. Daarbij is gebruikgemaakt van T- en B-cel-deficiënte muizen. Vrouwtjesmuizen vertoonden een ernstiger type 2-reactie dan mannetjes, waarbij sprake was van een toegenomen infiltratie van ontstekingscellen in de longen en van een toegenomen productie van IL-5 en IL-13. Belangrijker nog was dat tijdens de ontstekingsreactie het percentage ILC2’s bij vrouwtjesmuizen significant was toegenomen. Dat was verantwoordelijk voor de grotere omvang van de ontsteking die werd geïnduceerd bij vrouwtjesmuizen.
Effecten bij patiënten en van testosteron
Naast het muizenmodel is in dit Chinese onderzoek geëvalueerd of er bij patiënten met astma en allergische rinitis geslachtsverschillen in de ILC2-niveaus bestaan. In tegenstelling tot de bevindingen in het muizenmodel werden bij de patiënten geen significante geslachtsverschillen gevonden. De onderzoekers vonden wel marginaal hogere niveaus van ILC2’s bij vrouwen met astma in combinatie met allergische rinitis.
De behandeling met testosteron resulteerde in een significante afname van de intracellulaire type 2-cytokinen in de ILC2’s en de proliferatie van zuivere ILC2’s als reactie op epitheliale cytokinen. Mogelijk heeft androgeentherapie dan ook een rol bij de behandeling van allergische aandoeningen.
Bron:
Wang C, Xu Z-B, Peng Y-Q, et al. Sex differences in group 2 innate lymphoid cell-dominant allergic airway inflammation. Mol Immunol. 2020;128:89-97.