Nederland kent momenteel ruim een miljoen mensen met diabetes mellitus type 2 (DM2). Ondanks een groeiend assortiment aan glucoseverlagende medicijnen zijn glucosewaarden bij veel mensen met DM2 onvoldoende gereguleerd. Hyperglykemie leidt uiteindelijk tot complicaties. Bariatrische chirurgie is superieur ten opzichte van medicamenteuze behandeling voor DM2, maar invasieve chirurgie is niet de oplossing voor iedere patiënt.
Een interessante observatie vanuit de bariatrische chirurgie is wel dat het duodenum een belangrijke rol blijkt te spelen bij glucoseregulatie. Zodoende wordt er gezocht naar andere – endoscopische en minder invasieve – methoden om DM2 te behandelen in het duodenum.
Duodenal mucosal resurfacing (DMR) is een endoscopische techniek waarbij mucosa van het duodenum wordt behandeld middels hydrothermale ablatie. Tijdens een gastroduodenoscopie wordt de duodenale mucosa stapsgewijs geableerd met de DMR-katheter. Aan het uiteinde van deze katheter wordt een ballon opgeblazen, waarbij drie naalden de mucosa eerst aanprikken en circumferentieel liften ter bescherming van onderliggende lagen. Hierna volgt de hydrothermale ablatie waarbij water van 90ᵒC 10 seconden in de ballon circuleert. Deze stappen worden herhaald totdat het duodenum over een lengte van 10 cm is behandeld.
Initieel werd preklinisch onderzoek verricht naar DMR. Bij ratten met diabetes werd het duodenum oppervlakkig weggeschraapt, waarna glucosewaarden verbeterden. Een studie met varkens vond positieve veiligheids- en haalbaarheidsresultaten.
Herziene DMR-procedure
In Chili ondergingen de eerste patiënten DMR. De effectiviteitsresultaten waren veelbelovend, maar bij drie patiënten ontstond een duodenumstenose. Dit kon door eenmalige endoscopische dilatatie worden hersteld, maar was wel reden om de DMR-procedure grondig te herzien. Er werd geconcludeerd dat een te diep thermaal ablatie-effect, door overlappende ablaties of onvoldoende liften, leidde tot deze stenosering. Dit kon worden voorkomen door uitgebreider te liften en de DMR-procedure te verrichten van proximaal naar distaal, in plaats van distaal naar proximaal, om endoscopische visualisatie te optimaliseren.
Met deze herziene DMR-procedure werd de eerste Europese multicenterstudie verricht. De techniek blijft uitdagend voor endoscopisten, wat zich weerspiegelt in een technisch succespercentage van 80%. Er ontstonden geen duodenumstenoses en bijwerkingen betroffen voornamelijk kortdurende, milde en self-limiting gastro-intestinale klachten. Het HbA1c (representeert gemiddelde glucosewaarde over 2-3 maanden) daalde met gemiddeld 10 mmol/mol bij 6 maanden, en bleef stabiel tot 12 maanden. Dit effect is vergelijkbaar met dagelijks 1 glucoseverlagend medicijn gebruiken en kan het verschil maken tussen wel of geen insuline moeten gebruiken. De insulinegevoeligheid verbeterde, een belangrijk resultaat voor de zeer insulineresistente patiëntengroep met DM2. Langeretermijnresultaten wijzen op positief effect van DMR na 2 jaar, maar het effect op harde eindpunten moet nog worden vastgesteld.
DMR versus placebo-endoscopie
Bij een volgend dubbelblind gerandomiseerde studie in Europa en Brazilië werd DMR vergeleken met een placebo-endoscopie. De onderzoeksresultaten zijn helaas vertroebeld doordat de Braziliaanse patiëntengroep geen stabiele glucoseregulatie bleek te hebben, resulterend in zo’n groot placebo-effect dat dit het DMR-effect overschaduwde. In de Europese groep kon effectiviteit wel worden aangetoond (HbA1c-daling van 6,6 mmol/mol vs. 3,3 mmol/mol). Opvallend was dat de HbA1c-daling groter was bij zeer insulineresistente patiënten (13,1 mmol/mol).
Naast glykemische verbeteringen werden ook bredere metabole effecten waargenomen, zoals een verbetering van transaminasen en lipiden. MRI-scans van de lever toonden aan dat DMR leidt tot een reductie van levervet van 5,4% vs. 2,2% bij placebo. Dit kan wijzen op een bijkomend positieve uitwerking op niet-alcoholische leververvetting (NAFLD). Het werkingsmechanisme is nog niet volledig ontrafeld, maar zou kunnen berusten op verbeterde neuronale signalering van het duodenum naar pancreas en lever, in combinatie met veranderingen in het microbioom, galzouten en incretines.
DMR in plaats van insuline?
Ten slotte is in een pilotstudie onderzocht of DMR, in combinatie met een GLP-1 receptoragonist (geregistreerd DM2-medicijn), insulinebehandeling kan vervangen. Het doel was een meer fysiologische glucoseregulatie te bewerkstelligen door insulinegevoeligheid te verbeteren met DMR en endogene insulineproductie te verbeteren met een GLP-1. Dit lijkt logischer dan insulineresistente DM2-patiënten te behandelen met meer insuline. Bij 69% van de patiënten blijkt deze combinatiebehandeling succesvol, waarbij glykemische en metabole parameters zelfs verbeteren. Op de resultaten van dit onderzoek is een grote internationale studie gebaseerd.
Conclusie
Deze eerste resultaten zijn bemoedigend, maar verlangen bevestiging van grotere gerandomiseerde studies. Hydrothermale DMR is op dit moment de best ontwikkelde duodenale ablatietechniek, maar de endoscopische procedure blijft uitdagend voor endoscopisten en vereist verdere verbeteringen. Dit geeft ruimte tot ontwikkeling van andere duodenale ablatietechnieken. Het zou zomaar kunnen dat de endoscopisten van de toekomst DM2 gaan behandelen in het duodenum.
Dr. A.C.G. van Baar
De Promotie
Annieke van Baar promoveerde op 15 oktober 2021 op het proefschrift getiteld Endoscopic duodenal hydrothermal ablation for the treatment of type 2 diabetes mellitus. Promotoren: prof. dr. J.J.G.H.M. Bergman en prof. dr. M. Nieuwdorp. Copromotoren: dr. F. Holleman en prof. dr. J.G.P. Tijssen. De promotie vond plaats aan de Universiteit van Amsterdam.