Op basis van gegevens vanuit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) zijn onlangs kerncijfers over borstkanker samengevat. Prof. dr. Sabine Siesling, senior onderzoeker bij het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), waar het NKR onder valt, ziet enkele opvallende ontwikkelingen, onder andere een verdubbeling van het aantal diagnoses, een verbeterde overleving, die echter sterk afhankelijk is van het stadium, veranderingen in de gekozen behandelingen (minder chemotherapie en okselklierdissecties en meer borstsparende operaties) en vaker gebruik van een neo-adjuvante behandeling.
Ieder jaar publiceert het IKNL een overzicht van de NKR-cijfers. “Dit keer hebben we ervoor gekozen om de cijfers in een compactere vorm te presenteren”, laat Siesling, klinisch epidemioloog en hoogleraar aan de Universiteit Twente, weten. “Vorig jaar hadden we een boekje en dit jaar vonden we het een goed idee om de cijfers in een flyer weer te geven. Daarbij is meer aandacht voor de grote stappen in de diagnostiek en behandeling. Gezien de reacties vinden mensen het prettig om de cijfers in een compact formaat in hun handen te hebben.” De cijfers, inclusief overzichtelijke figuren, zijn tevens op de IKNL-website te vinden.1
Verdubbeling van aantal diagnoses
In het afgelopen jaar is bij 16.975 vrouwen in Nederland een nieuwe diagnose borstkanker gesteld. Het aantal vrouwen met borstkanker is sinds 1989 bijna verdubbeld. Overigens is de incidentie van zowel invasieve borstkanker als ductaal carcinoma in situ (DCIS) de afgelopen jaren gestabiliseerd.1,2 “De stijging van het aantal diagnoses wordt deels veroorzaakt door vroegdetectie door het bevolkingsonderzoek”, benoemt Siesling een eerste verklaring. “Daarnaast is er een verband met bepaalde risicofactoren. Dat zijn deels leefstijlfactoren, zoals een steeds hogere leeftijd ten tijde van het eerste kind en het steeds minder geven van borstvoeding, en deels genetische risicofactoren.”
Verbeterde overleving, maar niet voor stadium IV
Anno 2019 hebben de meeste borstkankerpatiënten (40% van de vrouwelijke patiënten) ten tijde van de diagnose een kleine tumor (stadium I). Zij hebben een goede prognose (10-jaarsoverleving van 95%). 63% van de patiënten is bij presentatie 50-74 jaar oud. Dit is tevens de leeftijdscategorie die wordt uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek. 53% van de tumoren in deze leeftijdsgroep wordt via het bevolkingsonderzoek ontdekt.
Gemetastaseerde borstkanker (stadium IV) komt weinig voor (5% van de vrouwelijke patiënten). Hoewel de gemiddelde overleving in de afgelopen decennia behoorlijk is verbeterd, geldt dat nauwelijks voor patiënten die bij presentatie gemetastaseerde borstkanker hebben.1,2 Zo is van de patiënten die bij diagnose gemetastaseerde borstkanker hebben, 10 jaar later nog maar 12% in leven. Ter vergelijking: de 10-jaarsoverleving van patiënten met stadium I borstkanker is tegenwoordig 95%.1,2 “Een deel van de vrouwen ontwikkelt op een later moment metastasen”, voegt Siesling toe. “De overlevingskans van die groep is ook beperkt. Zij behoeven echt aandacht.”
Recidieven en nacontrole
In de kerncijfers staat verder dat 78% van alle patiënten met invasieve borstkanker 10 jaar na de diagnose nog vrij is van ziekte. “De meerderheid krijgt ‘alleen’ een lokaal of regionaal recidief”, laat Siesling weten. “In dat geval is een in opzet curatieve behandeling mogelijk. Een deel krijgt echter op een later moment metastasen op afstand. Voor die patiënten is tot nu toe geen echte genezing mogelijk. Er is wel wat overlevingswinst te boeken, maar uiteindelijk kunnen zij eerder overlijden aan borstkanker.”
Het nut van de nacontroles zal in de toekomst nauwkeuriger gemonitord worden, benoemt Siesling. Centrale vragen zijn: Hoe vaak komen mensen voor nacontrole? En welke bijdrage heeft dat aan de overleving in verhouding tot de onrust die het kan veroorzaken bij de vrouwen en de belasting die het legt op de zorg?
Trend voor minder intensief behandelen
Er is steeds meer aandacht voor het voorkomen van overbehandeling. Zo is het percentage patiënten dat chemotherapie krijgt in de afgelopen jaren afgenomen (figuur 1). Siesling heeft hiervoor enkele verklaringen: “Ten eerste kan tegenwoordig in plaats van chemotherapie voor bijvoorbeeld een doelgerichte behandeling met trastuzumab worden gekozen. Daarnaast is het mogelijk dat tumoren in een eerder stadium, dus met een kleinere omvang, ontdekt worden, waardoor de combinatie van een operatie en radiotherapie afdoende is en geen chemotherapie nodig is.”
In dezelfde trend past de afname van het aantal okselklierdissecties en de gelijktijdige stijging van aantal schildwachtklierprocedures. Ook krijgen borstkankerpatiënten sinds 10 jaar steeds vaker een neo-adjuvante behandeling. Dankzij deze behandeling is vaker een borstsparende operatie mogelijk en kan de effectiviteit van de systemische therapie beter bepaald worden.1,2
Door de combinatie met neo-adjuvante chemotherapie worden zeker grotere tumoren voorafgaand aan de operatie kleiner, waardoor een borstsparende operatie tot de keuzemogelijkheden kan gaan behoren, benoemt Siesling de meerwaarde van deze ontwikkelingen. De uitvoer van een borstsparende operatie kan niet alleen de wens van de patiënt zijn, maar blijkt ook een vergelijkbare prognose te hebben als een mastectomie.
Multidisciplinaire zorg en zorgkwaliteit
Deze gegevens geven volgens Siesling goed het multidisciplinaire karakter van de borstkankerzorg weer. “Er zijn veranderingen in de diagnostiek, zoals de inzet van de PET-scan, de inzet van andere operatietechnieken, radiotherapie en medische oncologie. Daarnaast zijn er verbeteringen in de pathologie, zoals het beschikbaar komen van meer markers, zodat we weten of de tumor gevoelig is voor bijvoorbeeld hormoontherapie. De overlevingswinst is te danken aan een combinatie van alle multidisciplinaire factoren, dus dankzij alle betrokken disciplines.”
In de kerncijfers zijn de algehele resultaten gepresenteerd. Daarnaast krijgen de individuele ziekenhuizen hun eigen cijfers over de behandeling van hun ‘eigen’ patiënten. “Vanuit het IKNL bespreken de onderzoekers van het IKNL-borstkankerteam vaak binnen regio’s en netwerken dit soort getallen”, vertelt Siesling. “Zo bekijken we of er regionale verschillen zijn of verschillen tussen ziekenhuizen binnen een bepaalde regio. We bespreken bijvoorbeeld waarom het ene ziekenhuis voor een bepaalde behandeling kiest. Het einddoel is om te helpen de kwaliteit van de zorg nog verder te verbeteren.”
Gevolgen van COVID-19 op de kankerzorg
Sinds het uitbreken van de COVID-19-epidemie is het aantal diagnoses kanker in Nederland in vergelijking met de periode daarvoor aanzienlijk afgenomen. Dat is gevonden bij analyse van NKR-cijfers die onlangs is gepubliceerd in The Lancet. Oncology.3 “Op de website van het IKNL staat een figuur die toont dat het aantal kankerdiagnoses inmiddels langzaamaan lijkt te normaliseren”, stelt Siesling gerust. “De screening is ook weer opgestart. We kunnen nu nog niet zeggen welke invloed de corona-epidemie heeft op de stadiumindeling, want die gegevens hebben we nog niet tot onze beschikking. Het is goed om dat nauw te blijven monitoren en te bekijken wat de effecten zijn. Dat gebeurt onder andere binnen het NABON-Covid-19-consortium.”
De COVID-19-epidemie heeft dus een grote impact op de kankerzorg. De eerste cijfers voor 2020 laten grote veranderingen zien. Het monitoren van de trends en uitkomsten van de zorg met behulp van de NKR-cijfers zal inzicht geven in het aantal gevallen van verlate diagnoses, uitgestelde zorg en de gevolgen hiervan.4
Referenties
- Borstkanker in Nederland; trends 1989-2019, gebaseerd op cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie. www.iknl.nl.
- Kerncijfers over borstkanker uit de Nederlandse Kankerregistratie. www.iknl.nl, 24 juni 2020.
- Dinmohamed AG, Visser O, Verhoeven RHA, et al. Fewer cancer diagnoses during the COVID-19 epidemic in the Netherlands. Lancet Oncol. 2020;21:750-751.
- iknl.nl/Covid-19.