Bij patiënten met inoperabel stadium III niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een EGFR-mutatie laat osimertinib na chemoradiotherapie (CRT) klinisch significante verbeteringen zien in zowel progressievrije overleving van het centrale zenuwstelsel (CZS-PFS) als de tijd tot overlijden of afstandsmetastasen (TTDM) ten opzichte van placebo. Dat blijkt uit een secundaire analyse van de LAURA-studie.
Afstandsmetastasen, met name naar het CZS, zijn een negatieve prognostische factor bij EGFR-gemuteerd NSCLC. Osimertinib, een derde generatie EGFR-tyrosinekinaseremmer, is al effectief gebleken bij gevorderd EGFR-gemuteerd NSCLC en als adjuvante therapie voor gereseceerd EGFR-gemuteerd NSCLC. In de LAURA-studie werden 216 patiënten zonder progressie na definitieve platinagebaseerde CRT 2:1 gerandomiseerd naar dagelijks osimertinib (80 mg) of placebo. Het primaire eindpunt was de PFS (volgens geblindeerde onafhankelijke centrale beoordeling, BICR). In deze analyse werden de secundaire eindpunten beoordeeld: CZS-PFS en TTDM.
De mediane CZS-PFS werd niet bereikt in de osimertinib-groep, terwijl deze 14,9 maanden was in de placebogroep (HR voor CZS-PFS 0,17; 95%-BI 0,09-0,32). Na 12 maanden was de cumulatieve incidentie van CZS-progressie 9% (95%-BI 5-14) in de osimertinib-groep, vergeleken met 36% (95%-BI 24-47) voor placebo. Voor TTDM was de HR 0,21 (95%-BI 0,11-0,38), met een lagere cumulatieve incidentie van metastasen op afstand na 12 maanden: 11% (95%-BI 6-17) met osimertinib versus 37% (95%-BI 26-48) met placebo.
Osimertinib reduceert het risico op afstandsmetastasen en CZS-progressie ten opzichte van placebo bij patiënten met stadium III EGFR-gemuteerd NSCLC na CRT. Volgens de onderzoekers ondersteunen deze bevindingen het gebruik van osimertinib als standaardbehandeling voor deze populatie.
Bron: