Door de jaren heen zijn oudere patiënten met acute myeloïde leukemie (AML) in Nederland vaker en intensiever behandeld. Dat heeft voor een deel van deze patiënten geleid tot betere overleving. Dat blijkt uit onderzoek met data van de Nederlandse Kankerregistratie. Het onderzoek is recent gepubliceerd in Leukemia.
Eerste auteur Rana Kaplan doet promotieonderzoek in het Erasmus MC in samenwerking met IKNL. Zij is geïnteresseerd in kwaliteit en effectiviteit van oncologische zorg in Nederland. Aanleiding voor haar publicatie was een artikel vanuit Spanje over de overleving van oudere AML-patiënten. “De Spaanse onderzoekers zijn over de periode 1999 tot 2013 nagegaan of de behandelstrategie is veranderd en of dat effect had op de overleving van deze patiënten. Hun conclusie was dat behandelingen minder intensief zijn geworden vanwege bredere toepassing van hypomethylerende agentia, en dat de overleving nauwelijks was veranderd. Wij waren toen benieuwd naar de situatie in Nederland.”
Gedetailleerd beeld
Vanwege de goede registratie in Nederland (met een dekking van ruim 95% van alle kankerpatiënten) was selectie mogelijk van alle 60+ AML-patiënten (ruim 12.000) die zijn gediagnosticeerd tussen 1989 en 2018. Bovendien is gekeken naar de relatieve overleving (rekeninghoudend met de verwachte sterfte in de algemene Nederlandse bevolking), waar de Spaanse onderzoekers vooral de algehele overleving hebben bepaald.
De patiënten zijn verdeeld in vijf leeftijdscategorieën en vijf kalenderperioden. Vanaf 2014 zijn bovendien specifieke data beschikbaar over de eerstelijnsbehandeling van patiënten. “We hebben dus een gedetailleerd beeld gekregen over deze patiëntengroep”, zegt Kaplan.
Uit de analyse is gebleken dat de behandeling van oudere AML-patiënten ook in Nederland in de loop der jaren is veranderd. Maar anders dan in Spanje zijn 60- tot 64-jarige patiënten vaker behandeld met intensieve chemotherapie in een curatief traject. Het veranderde behandelregime heeft in deze patiëntengroep geleid tot betere relatieve overleving. Driekwart van de 60- tot 64-jarige patiënten kreeg intensieve, potentieel curatieve therapie. Vanaf 70 jaar werden veelal hypomethylerende middelen en/of best supportive care ingezet. In het gehele cohort kreeg 15% van de patiënten tussen 2013 en 2018 een post-remissiebehandeling met stamceltransplantatie.
Winst te behalen
In de afgelopen 30 jaar is de relatieve overleving voor met name de jongere AML-patiënten aanzienlijk gestegen. Dat geldt ook voor oudere patiënten, maar voor hen blijft de overleving relatief laag ten opzichte van hun jonge tegenhangers. “De oudere patiënt kan minder vaak intensief worden behandeld”, geeft Kaplan als verklaring daarvoor. “Wellicht is er wat betreft overleving nog winst te behalen. Bijvoorbeeld met betere selectie van patiënten die nog intensieve chemotherapie aankunnen, of door behandeling met een hypomethlyerend middel in aanloop naar allogene stamceltransplantatie. Vroeger was leeftijd een hard selectiecriterium, maar tegenwoordig gaat het meer om fitheid en comorbiditeit. Doorgaans gaat het om de blik van de behandelaar en is het lastig om deze criteria in richtlijnen te verwerken. Er zijn daarom objectievere maten, dus geriatrische assessments, nodig om te evalueren of de patiënt de behandeling aankan.”
Referentie
Kaplan ZLR, Van Leeuwen N, Posthuma EFM, et al. Improved relative survival in older patients with acute myeloid leukemia over a 30-year period in the Netherlands: a long haul is needed to change nothing into something. Leukemia. 2022;36:596-8.