Patiënten met stadium III of IV hodgkinlymfoom die brentuximab vedotine plus doxorubicine, vinblastine en dacarbazine krijgen, hebben een overlevingsvoordeel ten opzichte van degenen die worden behandeld met doxorubicine, bleomycine, vinblastine en dacarbazine. Dat blijkt uit resultaten van de ECHELON-1-studie.
Eerder werd al een progressievrije overleving (PFS-)voordeel aangetoond voor patiënten met niet eerder behandeld stadium III of IV klassiek hodgkinlymfoom na eerstelijnsbehandeling met het CD30-gerichte antilichaam-geneesmiddelconjugaat brentuximab vedotine, plus doxorubicine, vinblastine en dacarbazine (A+AVD), ten opzichte van doxorubicine, bleomycine, vinblastine en dacarbazine (ABVD). Een geplande tussentijdse analyse wees op een potentieel voordeel met betrekking tot de algehele overleving (OS); inmiddels zijn data na een mediane follow-up van 6 jaar beschikbaar.
In totaal werden 664 patiënten toegewezen aan A+AVD en 670 aan ABVD. Na een mediane follow-up van 73,0 maanden waren 39 patiënten in de A+AVD-groep en 64 in de ABVD-groep overleden (HR 0,59; 95%-BI 0,40-0,88; p = 0,009). De geschatte OS na 6 jaar was 93,9% (95%-BI 91,6-95,5) in de A+AVD-groep en 89,4% (95%-BI 86,6-91,7) in de ABVD-groep. De PFS was langer met A+AVD dan met ABVD (HR voor ziekteprogressie of overlijden 0,68; 95%-BI 0,53-0,86). Minder patiënten in de A+AVD-groep dan in de ABVD-groep kregen vervolgtherapie, waaronder transplantatie, en er werden minder secundaire maligniteiten gemeld met A+AVD (23 versus 32 patiënten). Primaire profylaxe met granulocyt-koloniestimulerende factor werd aanbevolen nadat een verhoogde incidentie van febriele neutropenie was waargenomen in de A+AVD-groep. Meer patiënten hadden perifere neuropathie met A+AVD dan met ABVD, maar in de meeste gevallen was dit bij de laatste follow-up verdwenen of verbeterd.