De parasitaire load in bloed bepaald met qPCR is een veelbelovende vroege biomarker om een recidief te voorspellen bij patiënten met viscerale leishmaniasis. Na optimalisatie kan dit worden ingezet bij ‘dose-finding’-studies van nieuwe behandelingen, zo concluderen Luka Verrest (AvL) en collega’s in Clinical Infectious Diseases.
Om de ontwikkeling van nieuwe orale behandelregimes voor viscerale leishmaniasis (VL) te versnellen, is er behoefte aan vroege markers om de respons op de behandeling te beoordelen en langetermijnuitkomsten te voorspellen. Verrest et al. combineerden data van 3 klinische studies waarin Oost-Afrikaanse VL-patiënten verschillende therapieën tegen leishmaniasis kregen. Leishmania kinetoplast-DNA werd voor, tijdens en tot 6 maanden na de behandeling in volbloed gekwantificeerd met real-time kwantitatieve PCR (qPCR). De voorspellende prestatie van farmacodynamische parameters voor klinische terugval werd beoordeeld met behulp van ROC-curves. Ook werden klinische trial-simulaties uitgevoerd om de power te beoordelen geassocieerd met het gebruik van de parasitaire load in bloed op dag 28 of 56 als een surrogaateindpunt om de klinische uitkomst na 6 maanden te voorspellen.
De absolute parasietdichtheid op dag 56 na de start van de behandeling bleek een zeer gevoelige voorspeller te zijn van een recidief binnen 6 maanden. Bij een afkapwaarde van 20 parasieten/ml was de area under the curve 0,92; de specificiteit 0,91 en de sensitiviteit 0,89. De parasitaire load in bloed correleerde goed met die in weefsel (p = 0,80) en met microscopische gradaties van beenmerg en miltaspiraat. Klinische trialsimulaties toonden een power > 80% aan om een verschil in genezingspercentage tussen behandelingsregimes te detecteren als dit verschil groot was (> 50%) en wanneer minimaal 30 patiënten per regime waren geïncludeerd.