Bij de behandeling van patiënten met paroxismale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) resulteerde pegcetacoplan in een grotere verbetering van het hemoglobinegehalte en de klinische en hematologische uitkomsten dan eculizumab. Deze resultaten van de PEGASUS-trial verschenen onlangs in het NEJM.
PNH wordt veroorzaakt door de expansie van afwijkende hematopoëtische klonen die geen complement-remmende eiwitten op hun celoppervlak hebben. Die eiwitten zitten normaliter vast aan glycosylfosfatidylinositol-ankers, maar bij PNH ontbreken minstens twee glycosylfosfatidylinositol-gebonden eiwitten: CD55 en CD59. Dit leidt tot een ontregeling van de complement-pathway en zodoende tot chronische hemolyse en trombose.
C5-remmers
Door de intravasculaire hemolyse van CD59-deficiëntie erytrocyten ontstaat hemoglobinurie. Doelgerichte remmers van het terminale complement C5, zoals eculizumab, brengen de intravasculaire hemolyse onder controle, waardoor de uitkomsten van PNH-patiënten aanzienlijk verbeteren. Daarnaast voorkómen C5-remmers de complement-gemedieerde activatie en vernietiging van trombocyten en leukocyten. Dit resulteert in een duidelijke afname van de trombose, de belangrijkste levensbedreigende complicatie van PNH. C5-remming verbetert ook de anemie en vermindert de behoefte aan bloedtransfusies en voorkomt veel PNH-gerelateerde complicaties, zoals nierfalen en pulmonale hypertensie.
Extravasculaire hemolyse
De erytrocyten van PNH-patiënten missen ook CD55, wat leidt tot een verminderde dissociatie van het enzym C3-convertase, een toegenomen productie van C3-fragmenten en daaropvolgende opsonisatie. Hoewel eculizumab effectief is in het voorkomen van C5-afhankelijke intravasculaire hemolyse, worden overlevende PNH-erytrocyten geopsoniseerd met C3-fragmenten en vervolgens verwijderd door extravasculaire hemolyse in de lever en milt. Bij de meeste PNH-patiënten ontstaat tijdens de behandeling met C5-remmers extravasculaire hemolyse, wat leidt tot verminderde halfwaardetijd van de erytrocyten. Extravasculaire hemolyse kan zich manifesteren als een aanhoudende anemie, waarvoor regelmatig bloedtransfusies nodig kunnen zijn.
PEGASUS-trial
Pegcetacoplan is een gepegyleerde pentadecapeptide dat gericht is tegen het proximale complementeiwit C3. Dit zorg ervoor dat zowel de intra- als de extravasculaire hemolyse onder controle komen. In de open-label fase III-studie PEGASUS zijn de werkzaamheid en veiligheid van pegcetacoplan vergeleken met eculizumab bij volwassenen met PNH. De 80 deelnemende patiënten hadden een Hb-gehalte van < 10,5 g/dl ondanks behandeling met eculizumab. Na een inloopfase van vier weken waarin alle patiënten pegcetacoplan plus eculizumab kregen, werden ze willekeurig toegewezen aan subcutaan pegcetacoplan-monotherapie of intraveneus eculizumab.
Pegcetacoplan was superieur aan eculizumab wat betreft de verandering van het Hb-gehalte vanaf baseline tot week 16. Het gecorrigeerde verschil was gemiddeld 3,84 g/dl (p < 0,001). 35 patiënten (85%) die pegcetacoplan kregen, en zes patiënten (15%) die eculizumab kregen, hadden geen transfusies meer nodig. Non-inferioriteit van pegcetacoplan ten opzichte van eculizumab werd aangetoond voor de verandering in het absolute aantal reticulocyten, maar niet voor de verandering in lactaatdehydrogenase-concentratie. In de pegcetacoplan-groep verbeterden de scores voor Functional Assessment of Chronic Illness Therapy-Fatigue ten opzichte van baseline. De meest voorkomende bijwerkingen waren irritatie op de injectieplaats en milde diarree.
Conclusie
De PEGASUS-studie toonde aan dat bij patiënten die ondanks een behandeling met C5-remmer eculizumab een aanhoudende anemie hadden, de C3-remmer pegcetacoplan resulteerde in een grotere verbetering van het Hb-gehalte in vergelijking met eculizumab in de periode tussen baseline en week 16. Daarnaast traden verbeteringen op in de belangrijkste hematologische en klinische variabelen, zoals noodzaak voor transfusies.
Bron:
Hillmen P, Szer J, Weitz I, et al. Pegcetacoplan versus Eculizumab in Paroxysmal Nocturnal Hemoglobinuria. N Engl J Med. 2021;384:1028-37.