Op 29 februari 2024 promoveerde Anouk Rijken aan de Universiteit Maastricht op haar proefschrift ’The burden of peritoneal metastases: exploring epidemiological and clinical aspects using population-based data’. Als promotor trad op prof. dr. I.H.J.T. de Hingh; copromotor was dr. F.N. van Erning. Anouk Rijken is momenteel werkzaam als arts-assistent Intensive Care/Spoedeisende Hulp in het Elkerliek Ziekenhuis in Helmond.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
Ruim 3.700 patiënten met kanker hebben jaarlijks te maken met peritoneale metastasen. Eerder werd deze aandoening als terminale ziekte beschouwd, zonder effectieve behandelopties. Tegenwoordig is sprake van een meer proactieve houding vanwege meer beschikbare behandelopties, afhankelijk van de locatie van de primaire tumor. Met deze proactievere houding ontstond ook behoefte aan actuele epidemiologische gegevens. Van veel primaire tumorsoorten is echter nog helemaal niet bekend hoe vaak peritoneale metastasen voorkomen. Doel van dit proefschrift was meer inzicht te krijgen in epidemiologische en klinische aspecten van patiënten met peritoneale metastasen bij verschillende primaire kankersoorten in de dagelijkse klinische praktijk.
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
Uit het onderzoek blijkt dat peritoneale metastasen een relevant deel van de kankerpatiënten treft. Het is een vorm van metastasering die veel voorkomt bij gastro-intestinale primaire kankersoorten. Dit is waarschijnlijk bij de meeste klinische dokters wel bekend. Echter, het komt ook voor bij kankersoorten buiten de buikholte. Tevens zien we dat bij patiënten met colon-, maag- en HPB-tumoren het een aanzienlijk deel van alle gemetastaseerde patiënten betreft. Dus zeker iets wat de aandacht verdient in de spreekkamer. Vooral gezien het feit dat, ondanks dat de HIPEC-behandeling voor een geselecteerde groep fitte patiënten beschikbaar is en er dus vooruitgang is geboekt in de behandeling van peritoneale metastasen, we in dit proefschrift zien dat de prognose van deze patiënten over het algemeen slecht is en dat maar een zeer klein deel van de patiënten in aanmerking komt voor deze HIPEC-behandeling of zelfs palliatieve chemotherapie.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
Ik heb veel geluk gehad met mijn promotieonderzoek en mijn begeleiders; weinig frustrerends dus. Het enige wat jammer was, is dat – doordat ik enkel retrospectief onderzoek deed – bepaalde dingen niet genoteerd stonden in de data. Je hebt natuurlijk altijd te maken met selectiebias omdat je niet ALLES weet van de patiënten. Maar het blijft natuurlijk uniek dat we de Nederlandse Kankerregistratie hebben en we dus daadwerkelijk alle patiënten in Nederland hebben kunnen includeren in mijn studies. Dit zorgt voor een mooie overview van de Nederlandse populatie met peritoneale metastasen.
Welk moment/inzicht bracht een doorbraak?
Op persoonlijk vlak was dat denk ik het moment dat ik studenten ging begeleiden. Op dat moment werd het voor mijzelf duidelijk dat ik toch al veel bereikt en geleerd had in de voorgaande tijd en ik vond het heel leuk die kennis over te dragen aan mijn opvolgers! Bovenal leer je zelf natuurlijk ook weer nieuwe dingen door een frisse blik.
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
Wat duidelijk wordt door mijn promotieonderzoek, is dat het overgrote deel van de patiënten niet in aanmerking komt voor behandeling, noch voor palliatieve chemotherapie, noch voor een HIPEC-behandeling. We zien ook dat veel patiënten recidief van ziekte krijgen (bij CRC en maagcarcinoom). Ik denk dat het relevant is dat we toekomstig onderzoek richten op gerichtere diagnostiek naar peritoneale metastasen, zodat patiënten eerder gediagnosticeerd worden en de ziekte minder uitgebreid is. Ook zijn de data van IKNL natuurlijk uitgebreid, maar er mist nog een aantal relevante aspecten. Zo is de mutatiestatus in veel gevallen onbekend, wordt er niets genoteerd over de verschillende subtypes (CMS) en wordt ook de uitgebreidheid van ziekte niet genoteerd. Hier is wel veel vooruitgang geboekt en mogelijk hebben we over een paar jaar meer duidelijkheid over bijvoorbeeld de mutatiestatus van patiënten die snel een recidief krijgen.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek? Wat zijn jouw volgende stappen?
Ik heb ontzettend veel inspirerende mensen leren kennen tijdens mijn promotieonderzoek. Het is heel bijzonder zoveel mensen gedreven bezig te zien voor een relatief onbekend ziektebeeld. Ik heb veel mogen leren over wetenschappelijk onderzoek: van mijn begeleiders door de intensieve samenwerking, maar ook van collega’s buiten onze onderzoeksgroep. Daarnaast heb ik een aantal studenten mogen begeleiden, wat ik erg leuk vond om te doen.
Momenteel werk ik als arts-assistent op de IC en SEH in het Elkerliek Ziekenhuis en volgend jaar wil ik solliciteren voor de huisartsenopleiding. Onze onderzoeksgroep is een hechte groep met oud-onderzoekers en actieve onderzoekers. Ik hoop daar nog lang deel van uit te mogen maken en mee te werken aan mooie projecten.