Mammasparende therapie (MST) is de standaardbehandeling voor patiënten met een vroeg-stadium mammacarcinoom. MST bestaat van oudsher uit een mammasparende operatie gevolgd door radiotherapie van de gehele mamma al dan niet aangevuld met een boost. Radiotherapie vermindert de kans op een lokaal recidief, maar de winst is niet voor iedere patiënt even groot en dient te worden afgewogen tegen de lasten en bijwerkingen. Het zou van grote meerwaarde zijn om de kans op een lokaal recidief en het effect van radiotherapie voor een individuele patiënt te kunnen voorspellen.
Het eerste deel van mijn proefschrift is gericht op lokale controle na MST en het vinden van klinische en moleculaire risicofactoren voor lokaal recidief na MST. In het tweede deel worden de resultaten van de PAPBI-studie beschreven, een studie naar preoperatieve partiële borstbestraling voor patiënten met een laag risico op lokaal recidief.
Risicofactoren voor lokaal recidief
De kans op een lokaal recidief wordt momenteel voorspeld aan de hand van klassieke klinisch-pathologische kenmerken, maar deze zijn suboptimaal. Daarom onderzochten we moleculaire risicofactoren bij jonge patiënten < 50 jaar, behandeld in de Young Boost studie (2004-2011). In de gehele patiëntenpopulatie was het lokaal recidief percentage slechts 1% na 5 jaar. In een case-control studie vergeleken we DNA-copy numbers en genexpressie van patiënten met en zonder een lokaal recidief: ‘basal-like’ subtype mammacarcinoom was een risicofactor voor lokaal recidief, maar we konden geen moleculair profiel voor lokaal recidief identificeren.
Preoperatieve partiële borstbestraling
Voor patiënten met een laag risico op lokaal recidief is partiële borstbestraling (PBI), waarbij het oorspronkelijke tumorgebied met een marge wordt bestraald, een behandeloptie. Postoperatief is het echter lastig om het juiste doelvolume te bepalen. Door preoperatief te bestralen is er minder onzekerheid in het bepalen van het bestralingsvolume met kleinere volumes en waarschijnlijk minder toxiciteit tot gevolg.
Studieuitkomsten
In de PAPBI-studie werden 133 patiënten (> 60 jaar, unifocale tumor < 3 cm, negatieve sentinel node) tussen 2010-2016 behandeld met preoperatieve bestraling (10×4 Gy in twee weken/5×6 Gy in een week) gevolgd door een mammasparende operatie na 6 weken. Het postoperatief complicatiepercentage van 14% was acceptabel. Na 5 jaar had 92% van de patiënten een goed-uitstekend cosmetisch resultaat en was 82% tevreden-zeer tevreden met het cosmetisch resultaat. Het cosmetisch resultaat verbeterde in een aantal patiënten over de tijd. Ongeveer 90% van de patiënten had slechts milde of geen fibrose na 2 jaar en op latere tijdstippen. Na 5 jaar was het cumulatieve LR-percentage 3%. Vier patiënten ontwikkelden een lokaal recidief, waarvan 3 recidieven zich bevonden in het biopsietraject. Sindsdien wordt het biopsietraject verwijderd tijdens de operatie.
Voordelen preoperatieve benadering
Onze veelbelovende resultaten zijn waarschijnlijk het gevolg van de preoperatieve benadering, waarbij een deel van het volume van de bestraalde borst chirurgisch werd verwijderd. Een ander belangrijk voordeel van preoperatieve radiotherapie is de unieke mogelijkheid om respons op radiotherapie te bestuderen. Wij vergeleken genexpressieprofielen tussen patiënten met en zonder pathologische respons, maar vonden geen significante verschillen. Het aantal patiënten met een complete respons was mogelijk te klein was om verschillen te kunnen detecteren door het beperkte interval van 6 weken tussen radiotherapie en chirurgie. Desondanks is dit de grootste studie naar genexpressieveranderingen in vivo na preoperatieve radiotherapie voor mammacarcinoom. Voorts hebben we onderzocht of respons na radiotherapie op een non-invasieve manier voorspeld kan worden middels MRI en 18F-fluorodexoyglycose positron emission tomography (18F-FDG PET). De meest nauwkeurige methode om respons en residuale ziekte na radiotherapie te voorspellen was MRI (RECIST); de positief voorspellende waarde was 87,5% en de negatief voorspellende waarde 85%.
Ons onderzoek wordt voortgezet in de PAPBI-II studie (Clinicaltrials.gov:NCT02913729), waarin patiënten worden gerandomiseerd tussen preoperatieve en postoperatieve PBI met als primaire eindpunt het cosmetisch resultaat.
De Promotie
Sophie Bosma promoveerde op 30 april 2021 aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift getiteld: “Early-stage breast cancer – Personalized radiotherapy in breast-conserving treatment”. Haar promotor was prof. dr. M.J. van de Vijver en als co-promotores traden op prof. dr. G.M.M. Bartelink en dr. P.H.M. Elkhuizen. Sophie is momenteel werkzaam als radiotherapeut-oncoloog in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis.