Tussen 2017 en 2020 vulden patiënten vragenlijsten in van de Monitor biologische geneesmiddelen uitgevoerd door Bijwerkingencentrum Lareb. Zij konden aangeven welke biologische geneesmiddelen zij gebruikten voor immuungemedieerde inflammatoire aandoeningen en welke bijwerkingen ze ervan ervaarden. Van de deelnemers ondervond 52,8% minstens één bijwerking. Infecties werden als meest belastend ervaren. Projectleider Naomi Jessurun duidt de uitkomsten en schetst het vervolg.
Toen pakweg 5 jaar geleden de eerste biosimilars op de markt kwamen, was dit voor Lareb aanleiding om de Monitor biologische geneesmiddelen op te zetten. “Het was belangrijk om de omzetting naar biosimilars van de al langer op de markt zijnde biologicals, innovatorproducten, te volgen”, vertelt Jessurun. “Vandaar dat Bijwerkingencentrum Lareb dit initiatief nam waarna het Ministerie van VWS financiering verstrekte om de omzettingen in de praktijk te volgen. Op basis hiervan konden wij begin 2017 starten met de monitoring.”
Jessurun roept in herinnering dat het volgen van de veiligheid van biosimilars tot enige weerstand leidde. “Voorstanders van biosimilars gaven aan dat ze het niet nodig vonden er nader onderzoek naar te doen, omdat biosimilars qua kwaliteit en werkzaamheid heel erg vergelijkbaar waren met de innovatorproducten van biologicals waarop ze waren gebaseerd”, vertelt ze. “Uiteindelijk hebben we de focus van het onderzoek verlegd en hebben we alle biologische geneesmiddelen die geregistreerd waren én in de looptijd van het project op de markt kwamen voor immuungemedieerde inflammatoire aandoeningen, zowel innovatorproducten als biosimilars, gevolgd.”
9.370 vragenlijsten
Nadat eerst via artsen, verpleegkundigen en apothekers een start was gemaakt om patiënten te includeren in de monitoring, was het uiteindelijk een brief met begeleidende folder die het best bleek te werken. “Namens een behandelaar en onze directeur Agnes Kant”, vertelt Jessurun, “dat maakte het persoonlijk. Ook iPads op de afdelingen dagbehandeling van ziekenhuizen bleken goed te werken.”
Patiënten die participeerden, vulden eerst een vragenlijst in met basisgegevens, waaronder het ziekenhuis waar ze kwamen, de aandoening en de naam van het biologische geneesmiddel. Vervolgens werd hen iedere 2 maanden gevraagd om informatie over ervaren bijwerkingen in de vragenlijsten vast te leggen. (Zie het kader voor de onderzochte ziektebeelden en de vermelde bijwerkingen.) “30% viel na de eerste vragenlijst uit, maar een groot deel heeft heel trouw lang meegewerkt”, zegt Jessurun. In totaal vulden 1.382 patiënten samen 9.370 vragenlijsten in.
Gedurende de 4 jaar dat is gemonitord zijn ook nieuwe biosimilars meegenomen die voor één van de geselecteerde ziektebeelden op de markt werden toegelaten. “De monitoring was dus een zeer dynamisch proces”, zegt Jessurun. “Sommige middelen werden door heel kleine patiëntengroepen gebruikt, maar de deelnemers van de monitoring leverden uiteindelijk wel een goede doorsnede op van de bronpopulatie.”
De monitor was een pilot, bedoeld als aanzet tot een landelijk patiëntveiligheidssysteem. “We zijn altijd op zoek naar nog onbekende bijwerkingen, maar met zo’n patiëntveiligheidssysteem moeten ook de vaak voorkomende bekende bijwerkingen gevangen worden”, zegt Jessurun. “Onbekend waren gastro-intestinale klachten bij etanercept. Die zeiden de artsen nog niet te kennen. Maar je ziet dat patiënten toch echt hun eigen ervaringen hebben, die de arts – aan wie we normaal gewend zijn om naar bijwerkingen te vragen – niet altijd herkent of erkent. Dat wil niet zeggen dat er per se een causaal verband is. Dat moet verder onderzocht worden.”
Wat heel interessant was, was de verdiepende informatie die de monitor opleverde over de belasting en het beloop van bijwerkingen. “Ook een niet-ernstige bijwerking kan door de patiënt als erg belastend worden ervaren”, zegt Jessurun. “Bijwerkingen die invloed hebben op het uiterlijk of te zien zijn, zoals huidreacties en blauwe plekken zijn daar goede voorbeelden van. De patiënt wordt er niet voor in het ziekenhuis opgenomen, maar het kan wel een duidelijk negatieve invloed hebben op de ervaren kwaliteit van leven.”
Een beperking
Biologische geneesmiddelen zijn niet telkens 100% hetzelfde. In de productie kunnen per batch kleine verschillen optreden. Op de vraag of dit invloed heeft gehad op de uitkomsten van de monitor kan Jessurun geen antwoord geven. “Patiënten weten wel welk middel ze gebruiken, de zogeheten stofnaam, maar zijn minder goed in het herkennen van batchnummers of merknamen van biosimilars”, zegt ze. “Via de apotheken was het ook lastig om de batchnummers van de afgeleverde producten te achterhalen.”
Wensen voor het vervolg
Op de vraag voor wie de uitkomsten van de monitor van belang zijn, zegt Jessurun zonder aarzeling: “Voor ons allemaal, zowel voor patiënten als voor behandelaars. En dat belang wordt nog veel groter nu we in vervolgonderzoek ook de ervaren bijwerkingen van synthetische geneesmiddelen, zoals JAK-remmers, in kaart gaan brengen en ook patiënten met andere chronische aandoeningen gaan volgen. Voor de artsen kunnen we inzichtelijk maken hoe belastend een bijwerking voor de patiënt is. Op de invloed daarvan op iemands dagelijkse werkzaamheden bijvoorbeeld hebben zij nu geen goed zicht. Daarnaast is nog weinig informatie beschikbaar over het beloop van een bijwerking, zoals hoelang de bijwerking duurt en of het vanzelf overgaat. Verder willen we inzichtelijk gaan maken of er verschil is in ervaren bijwerkingen tussen de verschillende medicamenteuze behandelingen die voor een aandoening beschikbaar zijn. En of een geneesmiddel dat voor meerdere aandoeningen kan worden toegepast, zoals adalimumab, voor ieder van die aandoeningen hetzelfde bijwerkingsprofiel geeft.”
Bredere opzet
Het bovenstaande maakt duidelijk dat Lareb zich niet wil beperken tot deze pilot. “We willen meer patiënten volgen”, zegt Jessurun. “Het vervolg, de Bijwerkingmonitor, start in 2022. We hopen van iedere chronische aandoening die we volgen voor elke medicamenteuze therapie 500 patiënten te kunnen includeren. We willen ook een goed beeld krijgen van welke informatie de patiënt wil ontvangen over bijwerkingen, om die zo goed mogelijk te kunnen informeren. Wellicht kunnen we met deze informatie ook een stap zetten in het beter specificeren van de informatie die bijvoorbeeld de bijsluiter biedt.”
Uitgevraagde ziektebeelden
De ziektebeelden waarover patiënten in de monitor zijn uitgevraagd en de resultaten:
Arthritis psoriatica: 45% van de patiënten ondervond ten minste één bijwerking
Genoemde klachten: spier- en botklachten, vermoeidheid
Axiale spondyloartritis: 55% van de patiënten ondervond ten minste één bijwerking
Genoemde klachten: vermoeidheid, oogklachten
Inflammatoire darmziekten: 56% van de patiënten ondervond ten minste één bijwerking
Ervaren klachten: spier- en botklachten, vermoeidheid
Psoriasis: 40% van de patiënten ondervond ten minste één bijwerking
Ervaren klachten: maagdarmklachten
Reumatoïde artritis: 53% van de patiënten ondervond ten minste één bijwerking
Ervaren bijwerkingen: spier- en botklachten, vermoeidheid, infectiesBron: www.lareb.nl