Polygene factoren blijken het risico op het ontwikkelen van chronische nierschade (CNS) te kunnen voorspellen bij patiënten met monogene nieraandoeningen. Door rekening te houden met deze polygene factoren kunnen risico’s bij monogene nierziekten beter ingeschat worden, concluderen Amerikaanse onderzoekers in Nature Communications.
CNS wordt bepaald door een samenspel van monogene, polygene en omgevingsgerelateerde factoren. De meest voorkomende monogene nierziekten – waarbij er dus één afwijking is in één gen – zijn autosomaal dominante polycysteuze nierziekte (ADPKD) en COL4A-geassocieerde nefropathie (COL4A-AN). Bij deze aandoeningen is er sprake van onvolledige penetrantie en variabele expressie. Onderzoekers van Columbia University en de Mayo Clinic wilden hun hypothese testen dat deze variatie deels verklaard kan worden door polygene factoren, die door een combinatie van genen worden bepaald.
Dat deden ze door verschillende technieken, zoals SNP-array-onderzoek, exoom- en genoomsequencing en data uit elektronische patiëntendossiers van UK Biobank en All-of-Us-cohorten, met elkaar te combineren. Ze gebruikten een ‘genome-wide polygenic score’ (GPS) om de bijdrage van polygene effecten te kwantificeren en deelden deze voor de analyses in tertielen.
De GPS bleek CNS significant te kunnen voorspellen bij dragers van monogene ADPKD-varianten. Vergeleken met het middelste GPS-tertiel voor niet-dragers, hadden dragers van de ADPKD-variant in het hoogste tertiel een significant, 54 keer hoger risico om CNS te ontwikkelen, terwijl dragers van de ADPKD-variant in het laagste tertiel maar een 3 keer hoger risico op CNS hadden. Ook bij dragers van COL4A-AN was de GPS een significante voorspeller voor het ontwikkelen van CNS. Dragers in het hoogste GPS-tertiel hadden een 2,5 keer hoger CNS-risico. Daarentegen was het risico voor dragers in het laagste tertiel ongeveer gelijk aan het risico in de algemene populatie.
Bron: