De resultaten van Amerikaans onderzoek suggereren dat HCC-4, calprotectine en fractalkine potentiële voorspellende biomarkers zijn voor de respons op adalimumab bij patiënten met hidradenitis suppurativa. Daarnaast werden ook mogelijke TNF-onafhankelijke pathways geïdentificeerd.
In de PIONEER-studie had meer dan 50% van de patiënten met hidradenitis suppurativa die 40 mg adalimumab per week kregen in week 12 een klinische respons die aanhield tot week 168. Bovendien bereikten patiënten met een partiële respons in week 12 vaak ook een klinische respons (HiSCR) wanneer adalimumab werd gecontinueerd. Bij responderende patiënten werd een verbetering gezien wat betreft het aantal laesies, pijn en kwaliteit van leven (DLQI). Een aanzienlijk deel van de patiënten reageert echter onvoldoende op adalimumab. Het doel van deze studie was om biomarkers te identificeren die de respons op adalimumab kunnen voorspellen. Daarvoor werden plasmamonsters, afgenomen op baseline en in week 12 van de PIONEER-studies, gebruikt om de niveaus van een reeks circulerende eiwitten te beoordelen door middel van multiplex-assays en ELISA.
Uit de analyse bleek dat hs-CRP en CCL16 (HCC-4) significant verhoogd waren bij non-responders op baseline. Daarnaast werd een multivariate responssignatuur geïdentificeerd bestaand uit een combinatie van calprotectine, fractalkine en HCC-4 waarmee een nauwkeurigheid van 86% werd bereikt voor het voorspellen van de respons op adalimumab. Bovendien was de afname van plasma CXCL9, CXCL8 (IL-8) en CCL19 (MIP-3β) na behandeling groter bij adalimumab-superresponders ten opzichte van non-responders (respectievelijk p = 0,026; 0,044 en 0,026).
Bron: