Amerikaanse onderzoekers concluderen op basis van een literatuuronderzoek dat de volgende factoren het aantal postoperatieve wondinfecties kunnen verlagen: het vermijden van scheermessen voor het verwijderen van lichaamshaar, het in stand houden van normothermie, het gebruik van chloorhexidinegluconaat-alcoholgebaseerde middelen voor desinfectie van de huid, dekolonisatie van stafylokokken met intranasale middelen en antiseptica voor de huid bij hoogrisicoprocedures, perioperatieve glykemische controle en het gebruik van negatieve-druktherapie.
Postoperatieve wondinfecties treffen ongeveer 0,5 tot 3% van de patiënten die een operatie ondergaan en zijn geassocieerd met een langer verblijf in het ziekenhuis. Infecties worden meestal veroorzaakt wanneer bacteriën uit de endogene flora tijdens de operatie in de wond worden geïnoculeerd. Of een patiënt een infectie ontwikkelt hangt af van verschillende factoren, zoals de gezondheid van het immuunsysteem, de aanwezigheid van lichaamsvreemd materiaal, de mate van bacteriële wondbesmetting en het gebruik van antibioticaprofylaxe. Hoewel talloze strategieën worden aanbevolen om postoperatieve wondinfecties tegen te gaan, worden volgens de auteurs slechts 6 algemene strategieën ondersteund door gerandomiseerde onderzoeken.
Interventies die zijn geassocieerd met lagere infectiepercentages zijn onder meer het vermijden van scheermessen voor ontharing (4,4% met scheerapparaten versus 2,5% met tondeuses); S. aureus–dekolonisatie met intranasale middelen en huidantiseptica voor hoogrisicoprocedures (0,8% met versus 2% zonder); gebruik van een chloorhexidinegluconaat plus alcoholgebaseerd huidpreparaat (4,0% versus 6,5% met povidonjood plus alcohol); het handhaven van normothermie met actieve verwarming (4,7% met versus 13% zonder); perioperatieve glykemische controle (9,4% met glucose < 150 mg/dl versus 16% met glucose > 150 mg/dl) en het gebruik van negatieve-druktherapie (9,7% met versus 15% zonder).
Bron: