Op 11 mei 2023 promoveerde Mayte Sánchez van Kammen in de Agnietenkapel, het aloude thuis van de Universiteit van Amsterdam, op haar proefschrift ‘Novel insights into cerebral venous thrombosis’. Als (co)promotoren traden op: prof. dr. Y.B.W.E.M. Roos, dr. J. Coutinho en prof. dr. J.M. Ferro.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
Het onderzoek richtte zich op verschillende aspecten van het ziektebeeld sinustrombose, aanvankelijk met name op antistolling bij kinderen met sinustrombose en laat-symptomatische insulten na sinustrombose. In maart 2021 werd dit zeldzame ziektebeeld opeens voorpaginanieuws nadat meerdere mensen sinustrombose in combinatie met trombocytopenie ontwikkelden na een COVID-19-vaccinatie. Deze bevinding leidde tot pauzeren van het gebruik van de AstraZeneca en Janssen COVID-19-vaccins midden tijdens de massale wereldwijde vaccinatiecampagnes. Vanaf dat moment hebben wij ons volledig gericht op het onderzoeken van het causale verband tussen deze vaccins en sinustrombose en op het nieuwe ziektebeeld dat dit bleek te veroorzaken: vaccine-induced immune thrombotic thrombocytopenia (VITT).
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
- Laat-symptomatische insulten (> 7 dagen na diagnose) komen na sinustrombose ongeveer even vaak voor als na herseninfarcten en intracerebrale bloedingen en hebben, net als andere ‘post-stroke’-insulten, een dusdanig hoge recidiefkans dat je al na 1 laat-symptomatisch insult de diagnose epilepsie dient te stellen.
- Rivaroxaban lijkt veilig en effectief voor de behandeling van kinderen met sinustrombose en behoeft geen therapeutische monitoring.
- Antistolling lijkt veilig voor kinderen met sinustrombose in het kader van een hoofd-halsinfectie, maar er kan geen uitspraak gedaan worden over infecties van het centraal zenuwstelsel (CZS).
- VITT-geassocieerde sinustrombose is een zeer zeldzame en zeer ernstige complicatie van de AstraZeneca en Janssen COVID-19-vaccins, die beide in Nederland niet meer gebruikt worden.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
De periode dat we onder hoge tijdsdruk high impact onderzoek deden naar VITT had positieve kanten, maar zeker ook frustrerende. Naast de druk om maandenlang dag en nacht te werken is de strategie van een aantal invloedrijke mensen om zich te kwalificeren als coauteur mij wel tegengevallen. Gelukkig ging het om een kleine minderheid en was het overgrote deel van de collega’s blij om gezamenlijk te kunnen werken aan het vergaren van kennis over het op dat moment zo urgente probleem.
Welk moment/inzicht bracht een doorbraak?
Het moment dat de eerste meldingen kwamen van patiënten met sinustrombose en ernstige trombocytopenie na vaccinatie met het AstraZeneca (en later ook Janssen) COVID-19 vaccin, en we ons realiseerden dat deze combinatie van aandoeningen zo zeldzaam moest zijn dat een causaal verband met de vaccins aannemelijk leek. We zijn dit toen razendsnel gaan uitzoeken in ons onderzoeksconsortium en konden vervolgens naar onder andere de European Medicines Agency (EMA) onderbouwen dat dit inderdaad zo was. Zij konden hierdoor snel adviezen uitbrengen op basis waarvan de Europese landen hun vaccinatiecampagnes, die op dat moment in volle gang waren, konden aanpassen. De resultaten van ons onderzoek zijn korte tijd later gepubliceerd in JAMA (doi: 10.1001/jama.2021.9889).
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
De belangrijkste vervolgvragen liggen, denk ik, bij de behandeling van kinderen met sinustrombose: Zijn DOAC’s ook veilig en effectief in fase IV-studies? Zijn DOAC’s veilig en effectief bij neonaten met sinustrombose? Zijn antidota tegen DOAC’s veilig en effectief bij kinderen? Wat is de optimale duur van behandeling met antistolling bij kinderen met sinustrombose? Hebben kinderen met sinustrombose en een CZS-infectie een verhoogd bloedingsrisico?
Wat betreft laat-symptomatische insulten na sinustrombose is het belangrijk om meer inzicht te krijgen in de optimale behandeling om het recidiefrisico te verlagen.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek?
Naast het opdoen van algemene onderzoeksvaardigheden en expertise in het ziektebeeld sinustrombose heb ik veel gehad aan het doen van een master klinische epidemiologie. Hierdoor ben ik beter ben geworden in het ontwerpen en kritisch beoordelen van onderzoek en het uitvoeren van analyses. Ik denk dat er in veel medisch wetenschappelijk onderzoek nog ruimte voor verbetering is ten aanzien van methodologie, en verdieping door promovendi kan hier volgens mij een goede manier voor zijn. Bovendien is het ook als clinicus van belang om de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen op waarde kunnen schatten.