Op 18 oktober 2022 promoveerde Rik Reinink aan de Universiteit Utrecht op zijn proefschrift ‘Complications, treatment restrictions and end-of-life care in patients with acute stroke’. Als (co)promotoren traden op: prof. dr. H.B. van der Worp, prof. dr. L.J. Kappelle en dr. M. Geurts. Reinink is momenteel werkzaam als aios neurologie bij UMC Utrecht.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
In eerste instantie richt mijn proefschrift zich op voorkómen en behandelen van complicaties na een beroerte. Hierbij ligt de focus op medicamenteuze preventie van aspiratie, infecties en koorts bij oudere patiënten en op de chirurgische behandeling van herseninfarcten met secundaire massawerking. Ook onderzoeken we de invloed van behandelbeperkingen, bijvoorbeeld het niet-reanimerenbeleid, op de kans op overlijden bij patiënten met een beroerte en delen we de resultaten van een onderzoek naar de kwaliteit van de stervensfase bij patiënten met een palliatief beleid.
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
De resultaten van onze meta-analyse naar de chirurgische behandeling van herseninfarcten met massawerking lijken mij het meest relevant voor de clinicus. Hiervoor bundelden we individuele patiëntdata van vrijwel alle klinische trials die naar dit onderwerp zijn verricht. We vonden dat chirurgische decompressie niet alleen de kans op overlijden sterk verkleint, maar ook de kans op een gunstige functionele uitkomst significant vergroot. Het behandeleffect lijkt niet te worden beïnvloed door afasie, leeftijd van de patiënt, ernst van de beroerte of de tijd tussen het herseninfarct en start van de behandeling. Over het effect van behandeling langer dan 48 uur na het ontstaan van symptomen zijn weinig data beschikbaar. Ook rapporteren de studies zeer verschillende percentages van gunstige uitkomst bij oudere patiënten (> 65 jaar). Dit bemoeilijkt een consistente conclusie over het behandeleffect in deze patiëntengroep.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
Tijdens mijn promotietijd coördineerde ik de PRECIOUS-studie, een internationale studie naar de medicamenteuze preventie van aspiratie, infecties en koorts bij oudere patiënten met een beroerte. Helaas was het door een noodzakelijke studieverlenging niet mogelijk om de resultaten in het proefschrift op te nemen. Wel konden we een analyse doen naar een van de vertragende factoren in PRECIOUS, namelijk het verkrijgen van benodigde goedkeuringen en contracten in 80 deelnemende Europese centra. Ondanks de simpele studieopzet duurde het openen van een deelnemend centrum in PRECIOUS ruim 2 jaar. Door deze analyse hebben we deze bron van frustratie kunnen omzetten in een nuttig overzicht dat een inkijk geeft in mogelijke barrières tijdens de uitvoering van een klinische trial en de consequenties die dit kan hebben op de inclusie van studiepatiënten.
Welk moment/inzicht bracht een doorbraak?
Voor mij persoonlijk was dit aan het einde van mijn eerste onderzoeksjaar. Tot die tijd had ik me vooral beziggehouden met het managen van de PRECIOUS-studie, maar hierna ben ik me ook gaan richten op de end-of-life studies. Voor mijn gevoel is dit het moment dat het raamwerk is neergezet voor het uiteindelijke proefschrift.
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
Voor mijn proefschrift interviewden we in het UMC Utrecht 58 nabestaanden van patiënten die waren overleden op de stroke unit, over de kwaliteit van de stervensfase. We vonden dat nabestaanden over het algemeen tevreden waren met de terminale fase en de palliatieve zorg van artsen en verpleegkundigen. Negatieve ervaringen hadden vooral te maken met voeding, geen afscheid kunnen nemen en verlies van waardigheid. Wetenschappelijk bewijs over dit onderwerp is momenteel zeer beperkt en dit onderzoek vormt hierin een eerste stap in de goede richting. Een interessante vervolgvraag zou kunnen zijn of de ontwikkeling van geprotocolleerde palliatieve zorg in de terminale fase de tevredenheid van nabestaanden verder zou vergroten.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek? Wat zijn jouw volgende stappen?
De end-of-life onderdelen van mijn promotieonderzoek konden indrukwekkend zijn en hebben me inzicht gegeven in hoeveel we kunnen betekenen voor patiënten en nabestaanden in de stervensfase. Voor het komende jaar kijk ik uit naar de resultaten van de PRECIOUS-studie, die naar mijn mening in potentie de klinische praktijk van strokezorg zouden kunnen veranderen. Voor mij persoonlijk zal komend jaar vooral in het teken staan van het afronden van mijn opleiding en het vinden van een baan als neuroloog.