Het doel van deze studie was om risicofactoren aan te wijzen voor veneuze en arteriële trombose bij pasgeborenen die zijn opgenomen op een neonatale intensive care unit (NICU) en om verschillen in risicofactoren voor veneuze versus arteriële trombose te identificeren.
Het case control-onderzoek werd uitgevoerd met behulp gegevens uit de Children’s Hospital Neonatal Database. Cases (met veneuze of arteriële trombose) werden op zwangerschapsduur, aanwezigheid van een central access device (CAD), ziekenhuis en opnamejaar gematcht aan 4 controles. Er werden 118.952 opnames in 31 NICU’s geïdentificeerd. De totale incidentie van trombose was 15,5 per 1.000 NICU-opnames (95%-BI 14,8-16,2). Na exclusie van patiënten met een opnameduur > 3 dagen of met hartaandoeningen, omvatte de studie 1.326 trombosegevallen (1.022 met veneuze trombose en 362 met arteriële trombose; 58 patiënten hadden beide soorten trombose en werden in beide groepen meegenomen) en 5.304 controles. Veneuze trombose was onafhankelijk geassocieerd met bloedbaaninfectie (OR 2,07; 95%-BI 1,72-2,49; p < 0,0001), maternale diabetes (1,62; 1,30-2,03; p < 0,0001), abdominale of gastro-intestinale chirurgie (1,36; 1,17-1,58; p < 0,0001), trombocytopenie (2,44; 2,02-2,94; p < 0,0001), langdurige mechanische ventilatie (1,27; 1,10-1,46; p = 0,0014) en een leeftijd ≥ 7 dagen bij opname (1,49; 1,28-1,74; p < 0,0001). Arteriële trombose was onafhankelijk geassocieerd met maternale hypertensie (1,42; 1,05-1,91; p = 0,030), trombocytopenie (2,20; 1,59-3,06; p < 0,0001), langdurige mechanische ventilatie (1,58; 1,24-2,01; p = 0,0002), leeftijd ≥ 7 dagen bij opname (1,35; 1,05-1,74; p = 0,0018) en small for gestational age (1,56; 1,13-2,16; p = 0,0003). In een subgroepanalyse bleek een CAD-duur ≥ 21 dagen en een CAD in zowel boven- als onderlichaam geassocieerd met een verhoogd tromboserisico.
Bron: