Onderzoekers uit de VS, Duitsland en Japan vonden in vier ziekenhuizen op drie continenten vergelijkbare veranderingen in de diversiteit van het intestinale microbioom tijdens het traject van allogene stamceltransplantatie. Ze concluderen in NEJM dat een hogere diversiteit van het microbioom is geassocieerd met een lagere mortaliteit.
In kleine single-centerstudies werden eerder al associaties beschreven tussen de samenstelling van het intestinale microbioom en de klinische uitkomsten na allogene stamceltransplantatie. Het is echter onduidelijk of deze relatie generaliseerbaar is, aangezien er aanzienlijke geografische variatie bestaat in de samenstelling van het intestinale microbioom en er verschillen zijn in de werkwijze tussen transplantatiecentra. Onderzoekers uit de VS, Duitsland en Japan bestudeerden dan ook patronen van verstoring van het microbioom en de associatie met de klinische uitkomst bij patiënten die een allogene stamceltransplantatie ondergingen in het Memorial Sloan Kettering Cancer Center in New York, Duke University Medical Center in Durham, University Hospital Regensburg of het Hokkaido University Hospital in Sapporo. Voor stratificatie van patiënten in groepen met een hoge dan wel lage diversiteit van het microbioom werd de mediane diversiteitsscore gebruikt die werd gevonden in het Memorial Sloan Kettering Cancer Center. Dit cohort werd in de analyse vervolgens beschouwd als cohort 1 en de overige drie centra in Duitsland, Japan en North Carolina vormden samen cohort 2.
Diversiteit en overleving
In totaal konden 8.767 fecale monsters van 1.362 patiënten worden geanalyseerd. Om de associatie tussen diversiteit tijdens de transplantatie en overleving te bestuderen, werden fecale monsters geanalyseerd die werden verkregen tussen dag 7 en 21. Een hogere diversiteit (> 2,64) van het intestinale microbioom was geassocieerd met een lager risico om te overlijden (cohort 1: in de hoge diversiteitsgroep overleden 104 van de 354 patiënten vs. 136 van de 350 patiënten in de lage diversiteitsgroep; gecorrigeerde HR 0,71; cohort 2: respectievelijk 18 van 87 vs. 35 van 92 patiënten; gecorrigeerde HR 0,49). In subgroepanalyses werd een associatie geïdentificeerd tussen een lagere intestinale diversiteit en een hoger risico op transplantatiegerelateerd overlijden en overlijden dat kon worden toegeschreven aan graft-versus-hostziekte.
Voorafgaand aan transplantatie
Ook werd onderzocht of de relatie tussen de integriteit van het microbioom en de uitkomst van de stamceltransplantatie al evident was voorafgaand aan de transplantatie. De eerste fecale monsters verkregen van 606 patiënten tussen dag -30 en -6 hadden een lagere diversiteit dan de monsters van gezonde vrijwilligers (p < 0,001). Bovendien was in cohort 1 een hogere diversiteit in de periode voorafgaand aan de stamceltransplantatie geassocieerd met een lager risico om te overlijden (gecorrigeerde HR 0,41) en een lager risico op transplantatiegerelateerd overlijden (gecorrigeerde HR 0,44).
Deze bevindingen benadrukken dat interventies gericht op het herstellen van de integriteit van het intestinale microbioom mogelijk een positief effect zouden kunnen hebben op de uitkomsten van allogene stamceltransplantatie.
Bron:
Peled JU, Gomes ALC, Devlin SM, et al. Microbiota as Predictor of Mortality in Allogeneic Hematopoietic-Cell Transplantation. N Engl J Med. 2020;382:822-34.