Patiënten die na 1980 een bloedtransfusie hadden ontvangen, mochten nooit meer bloeddonor worden. Dat is per 1 oktober jl. veranderd, dan bepaalt de medische reden achter de transfusie of iemand donor kan zijn of niet.
Oorspronkelijk was deze regel ingesteld om besmetting met de ziekte van Creutzfeldt-Jakob variant (vCJD) via bloedtransfusie te voorkomen. Deze hersenziekte wordt mogelijk veroorzaakt door het eten van vlees van met BSE (‘gekkekoeienziekte’) besmette runderen. Het kan jaren duren voordat iemand symptomen ontwikkelt na infectie. Er is geen test om de ziekte in het bloed op te sporen, maar het is wel bloedoverdraagbaar. Wereldwijd waren bloedbanken het eens: een overdracht van vCJD via bloedtransfusie moest absoluut worden voorkomen.
Nu, 40 jaar later, is er veel veranderd. Al in de jaren ’90 is besmetting met vCJD via voedsel voorkomen door het vernietigen van veestapels. Ook is de incubatietijd van vCJD met een ruime marge voorbij, sinds 2016 zijn er geen nieuwe gevallen van vCJD meer gevonden.
Ook zijn er na de invoering van leukocytenfiltratie in 1999 geen overdrachten van vCJD via bloedtransfusie meer vastgesteld. Genoeg aanleiding om het beleid voor doneren na een bloedtransfusie aan te passen.
Bron: