Een lage sociaaleconomische status (SES) en vooral een korte opleidingsduur waren prognostische factoren voor ongunstige klinische uitkomsten bij patiënten met myelodysplasie. Dat concluderen Deense onderzoekers in Hematological Oncology.
Zij voerden een populatiegebaseerd cohortonderzoek uit (2010-2018) onder 2.233 Deense patiënten met een myelodysplastisch syndroom (MDS) en keken daarbij met behulp van binomiale regressieanalyse naar associaties tussen verschillende SES-metingen – zoals opleiding en inkomen – en de ernst van de ziekte bij diagnose. Ook werd middels een time-to-event-analyse de associatie onderzocht tussen SES-metingen en behandeling met allogene stamceltransplantatie (allo-HSCT), het risico op progressie naar acute myeloïde leukemie (AML) en overlijden. Patiënten met een korte opleiding hadden een hoger risico op transfusieafhankelijkheid bij diagnose (RR 1,25; 95%-BI 1,04-1,45) en hadden meer kans om gediagnosticeerd te worden met MDS met een hoger risico volgens het International Prognostic Scoring System (RR 1,29; 95%-BI 1,03-1,62), dan patiënten met een lange opleiding. Er werd geen duidelijk verband gevonden tussen SES en het risico op progressie naar AML. In gecorrigeerde modellen was het 1-jaarsrisico op overlijden hoger bij patiënten met een korte versus lange opleiding (RR 1,34; 95%-BI 1,08-1,65), bij patiënten met een laag versus hoog inkomen (RR 1,42; 95%-BI 1,14-1,77) en bij patiënten die alleen woonden in vergelijking met degenen die samenwoonden (RR 1,15; 0,98-1,35). Deze associaties bleven bestaan na 3 jaar en 5 jaar follow-up. Daarbij ondergingen patiënten met een korte opleiding minder vaak een allo-HSCT ten opzichte van patiënten met een lange opleiding (HR 0,51; 95%-BI 0,31-0,84).
Bron: