Sebastian Köhler werd vorig jaar benoemd tot hoogleraar Neuro-epidemiologie aan de Universiteit Maastricht en doet in die rol onder meer onderzoek naar de risicofactoren en beschermende factoren voor dementie. Hij stelt dat er meer aandacht is gekomen voor onderzoek naar preventie en hoopt dat de opgedane inzichten uiteindelijk leiden tot de implementatie van maatregelen die het risico op hersenziekten verkleinen.
Köhler merkt dat de aandacht voor onderzoek naar risicofactoren voor hersenziekten de laatste jaren is toegenomen. De toegenomen aandacht is onder meer gerelateerd aan de moeizame vooruitgang op het gebied van de behandeling van dementie, denkt Köhler. “Het feit dat het zo moeilijk is om een goed werkend medicijn te vinden, maakt preventie via leefstijl een alternatieve methode om hier iets aan te doen. En de laatste jaren is uit epidemiologisch onderzoek veel bewijs gekomen dat er een reeks risicofactoren is die je deels zelf kunt beïnvloeden. Of waar je samen met je (huis)arts aan kunt werken.”
“Dat zijn veelal de usual suspects: beweging, voeding, bloeddruk, gewicht, enzovoort. Dat wordt inmiddels beaamd door bijvoorbeeld de Wereldgezondheidsorganisatie die in 2019 een richtlijn heeft uitgegeven over dementierisicoreductie.1 En een door het gerenommeerde medisch tijdschrift ‘The Lancet’ ingestelde commissie heeft berekend dat je ongeveer 40% van het aantal gevallen van dementie zou kunnen voorkomen als je een twaalftal risicofactoren helemaal zou kunnen elimineren.2 Dat is natuurlijk een utopie, maar dit geeft wel aan dat hier in potentie veel te winnen is.”
Consistente resultaten
Een deel van het onderzoek van Köhler richt zich op de epidemiologie van onder meer dementie. Een recent gepubliceerde studie richtte zich op de risicofactoren voor het ontstaan van dementie op relatief jonge leeftijd.3 Hieruit bleek dat matig alcoholgebruik, het hebben genoten van hoger onderwijs en een hogere handgreepsterkte geassocieerd waren met een lager risico op dementie op jonge leeftijd, terwijl er een hoger risico was bij 15 risicofactoren, waaronder een lage sociaaleconomische status, alcoholverslaving, sociaal isolement, vitamine D-tekort, gehoorverlies, beroerte, diabetes, hartaandoeningen en depressie.
Köhler: “Er waren tot voor kort weinig studies die naar verschillende factoren tegelijkertijd hebben gekeken. Het is bijzonder dat we hier 39 risicofactoren in hebben betrokken en goed hebben bekeken of ze er toe doen. Bovendien was dit een grote studie, wereldwijd de grootste studie op dit gebied.
Uit de data van de UK Biobank, waar ongeveer een half miljoen mensen aan meedoen, hebben we meer dan 350.000 mensen geïncludeerd.”
“Er zijn twee belangrijke bevindingen. De ene is dat er veel overlap is met risicofactoren voor dementie op latere leeftijd. Deze consistentie geeft vertrouwen dat deze factoren er echt toe doen. Het tweede wat verrassend was, was dat sommige leefstijlfactoren zoals voeding en beweging geen effect hadden, terwijl deze op latere leeftijd wel een rol spelen. Dat is eigenlijk jammer, want dat zijn juist factoren die beïnvloedbaar zijn. Anderzijds hadden ziekten die met voeding en bewegen te maken hebben, zoals bloeddruk en overgewicht, wel een verband met het ontstaan van dementie. Dus dat is food for thought.”
‘Hersengezonde’ leefstijl
Daarnaast richt Köhler zich op het beïnvloeden van dergelijke risicofactoren. Zo ontwikkelde hij met zijn onderzoeksgroep onder meer de LIBRA-score voor dementiepreventie en de app MijnBreincoach om een ‘hersengezonde’ leefstijl te stimuleren, en werkt hij aan gezondheidscampagnes zoals ‘We zijn zelf het medicijn’ en breinzorg.nl, gericht op respectievelijk het algemene publiek en bezoekers van een geheugenpoli. Tevens is hij momenteel betrokken bij de FINGER-NL-studie, een twee jaar durende studie naar de impact van leefstijlinterventies op het ontstaan van cognitieve achteruitgang. Deze studie is gebaseerd op een eerdere Finse studie, de Finnish Geriatric Intervention Study to Prevent Cognitive Impairment and Disability, waaruit bleek dat een zogenoemde multidomein leefstijlinterventie, gericht op fysieke activiteit, cognitieve training, voedingsadvies en cardiovasculair risicomanagement, een effect heeft op het cognitief functioneren.
“Dat was een relatief subtiel verschil, maar wel significant, en een klein effect in een grote populatie kan toch een belangrijke bijdrage leveren”, aldus Köhler. “Dit soort FINGER-studies lopen nu wereldwijd, ook bijvoorbeeld in Duitsland, Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Voor de Nederlandse studie randomiseren we 1.200 mensen naar twee jaar leefstijlinterventie of een meer algemeen advies. Samen met het Amsterdam UMC leiden we deze multicenter studie die ook loopt in Groningen, Wageningen en Nijmegen. We zijn er nu druk mee bezig. Momenteel komen de eerste mensen voor de 1 jaar follow-up terug.”
De hoop is dat deze studies laten zien dat het de moeite waard is om te investeren in leefstijlinterventies, maar het staat niet vast dat hierdoor daadwerkelijk de incidentie van dementie afneemt, waarschuwt Köhler. “In de Finse studie is aangetoond dat het aantal ziekenhuisopnames omlaaggaat en de kwaliteit van leven verbetert. Maar de paradox is dat als mensen hun leefstijl aanpassen om dementie te voorkomen, zij andere ziekten die gerelateerd zijn aan de leefstijl overleven. Ze krijgen bijvoorbeeld minder hart- en vaatziekten en worden wel oud. En de leeftijd is nog steeds de belangrijkste risicofactor voor het optreden van dementie. Dus de vraag is of we uiteindelijk echt het aantal mensen met dementie omlaag kunnen brengen, of dat we het misschien zelfs verhogen omdat die mensen niet overlijden aan een hartinfarct.”
Niet eenduidig
Belangrijk is dat deze studies meer inzicht geven in het verband tussen leefstijl en het ontstaan van dementie. Want het aantonen van een causaal verband zou de bereidheid van de overheid en zorgverzekeraars om leefstijlinterventies te financieren kunnen vergroten. Köhler: “Tot nu toe worden dit soort programma’s allemaal gedraaid door kennisinstellingen en universiteiten, maar niet door de overheid en niet binnen de reguliere zorg. Dat moet echt veranderen.”
Dat er een duidelijk causaal verband bestaat, staat daarbij nog niet vast. “Studies die met behulp van MRI-scans keken naar zaken het hersenvolume, atrofiemarkers en de structurele wittestofconnectiviteit laten duidelijke verbanden zien met de risicofactoren. Maar als je kijkt naar de Alzheimer-pathologie, de amyloïde plaques en tau-pathologie, is het beeld niet eenduidig. Er zijn studies die een verband vinden, terwijl andere studies dat niet vinden”, legt Köhler uit. “De vraag is daarom of een gezonde leefstijl echt iets doet met deze pathologische markers, of dat een gezonde leefstijl er meer voor zorgt dat je hersenen zo lang mogelijk fit blijven en zo compenseren voor schade die via andere wegen ontstaat. Dat is het idee van de breinreserve die je je leven lang opbouwt, mede door opleiding en blijven leren. Zodat je later een buffer hebt als er pathologie ontstaat.”
Verder is het een uitdaging om de leefstijladviezen daadwerkelijk op te laten pakken door mensen in de algemene bevolking. Köhler: “Het zijn allemaal eenvoudige adviezen, maar het is niet altijd simpel om op te pakken en na te leven. En zeker voor bepaalde groepen in de bevolking is de drempel om hier iets mee te doen hoger dan voor andere mensen. Als je zorgen hebt hoe je komende maand moet rondkomen, is het voorkomen van dementie niet het eerste waar je dagelijks bij stilstaat. Daar zitten nog heel veel ongelijkheden. Zo hebben mensen met migratieachtergrond en mensen met een laag inkomen een verhoogd risico op dementie. Het bereiken van die groepen met leefstijlinterventies is een grote uitdaging die we binnen het Nederlands Dementie Preventie Initiatief (NDPI) aangaan.” Het NDPI is onderdeel van de Nationale Dementie Strategie van VWS.
Toch is dat het uiteindelijke doel van het onderzoek van Köhler en collega’s. “Ik kijk vooral uit naar mogelijkheden voor implementatie van dementierisicoreductie. Daar gaat het om. We kunnen heel veel onderzoeken doen, maar het is vooral belangrijk dat dit soort kennis daadwerkelijk gebruikt wordt. Als het niet leidt tot concrete interventies en betere zorg, hoef je het ook niet te doen.”
Bronnen:
- Risk reduction of cognitive decline and dementia: WHO guidelines. Geneva: World Health Organization; 2019.
- Linvingston G, Huntley J, Sommerlad A, et al. Dementia prevention, intervention, and care: 2020 report ofthe Lancet Commission. Lancet 2020;396:413–46.
- Hendriks S, Ranson JM, Peetoom K, et al. Risk factors for young-onset dementia in the UK biobank. JAMA Neurol 2024;81(2):134-42.