Stress voorafgaand aan de behandeling is geassocieerd met de klinische respons op neoadjuvante immuuntherapie met checkpointremmers bij melanoom. Dat concluderen onderzoekers van onder meer het Nederlands Kanker Instituut in Nature Medicine.
Moleculaire biomarkers, zoals tumor mutational burden (TMB), interferon-gamma (IFNγ) signatuur of PD-L1-expressie kunnen de effectiviteit van behandeling met checkpointremmers niet volledig voorspellen. Preklinische studies suggereren dat stress een negatieve invloed kan hebben op de antitumor-immuunrespons via β-adrenerge of glucocorticoïdsignalering. In een post-hocanalyse van de PRADO-studie onderzochten Nederlandse onderzoekers dan ook de associatie tussen stress voorafgaand aan de behandeling en pathologische respons en recidiefvrije overleving na neoadjuvante behandeling met checkpointremmers bij patiënten met stadium IIIB-D-melanoom. Ook keken ze naar de rol van stresshormonen, β-adrenerge en glucocorticoïdgeassocieerde genetische pathways en immuuncelpopulaties, om het mechanisme achter de potentiële associatie tussen stress en de klinische respons te onderzoeken.
De EORTC QLQ-C30 subschaal voor emotioneel functioneren werd gebruikt om patiënten met stress (n = 28) versus zonder stress (n = 60) te identificeren. Een hoog stressniveau voorafgaand aan de behandeling was significant geassocieerd met een lagere kans op een goede pathologische respons (46 vs. 65%; gecorrigeerde OR 0,20; p = 0,038) na correctie voor IFNγ-signatuur en TMB. Ook waren de 2-jaars recidiefvrije overleving (74 vs. 91%; gecorrigeerde HR 3,81; p = 0,034) en de 2-jaars afstandsmetastasevrije overleving (78 vs. 95%; gecorrigeerde HR 4,33; p = 0,040) lager in deze groep, na correctie voor IFNγ-signatuur. Met RNA-sequencing-analyses van baselinemonsters konden geen duidelijke β-adrenerge- of glucocorticoïd-gerelateerde mechanismen worden geïdentificeerd die waren geassocieerd met de slechtere uitkomsten.
Bron: