Behandeling met sublinguale immuuntherapie bij mensen met astma vanwege overgevoeligheid voor huisstofmijt kan het risico op exacerbaties verminderen. Het effect is geassocieerd met genetische aanleg voor astma en/of een onderliggend T2-endotype.
Allergisch astma door overgevoeligheid voor huisstofmijt (HDM) kan effectief worden behandeld met allergie-immuuntherapie (AIT). In de fase III MITRA-studie is onderzocht of genetische en type 2 (T2) ontstekingsbiomarkers een relatie hebben met de ernst van de ziekte bij mensen met allergisch astma en of dit kan worden beïnvloed door AIT.
MITRA was een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met sublinguale immuuntherapie (SLIT) bij volwassenen (n = 742) met HDM allergisch astma. Primair eindpunt was de tijd tot de eerste matige/ernstige astma-exacerbatie.
Genoombrede studies hebben single-nucleotide polymorfismen (SNP’s) geïdentificeerd die een relatie hebben met astma. Zo zijn SNP’s op het chromosomale locus 17q12-21 bij kinderen geassocieerd met het risico om astma te ontwikkelen en met het risico op exacerbaties.
Post-hocanalyses van de studiepopulatie liet voor het primaire eindpunt associaties zien met T2 (bloedeosinofielen, ECP, totaal IgE en tryptase) en genetische (SNP’s) biomarkers. SNP-associaties werden geverifieerd in een HDM-positieve subgroep uit een onafhankelijk 3-jaars SARP3 (Severe Asthma Research Programme) cohort.
Een verhoogd risico op exacerbaties bij mensen met homozygoot SNP op locus 17q12-21 werd gereduceerd met HDM SLIT-therapie. Hoge niveaus van T2-biomarkers waren geassocieerd met verhoogd risico op astma-exacerbaties in de placebogroep. HDM SLIT-behandeling reduceerde dit risico. Het behandeleffect was hoger bij deelnemers met veel verhoogde T2-biomarkers.
Bron:
Hoof I, Bønnelykke K, Stranzl T, et al. Genetic and T2 biomarkers linked to the efficacy of HDM sublingual immunotherapy in asthma. Thorax. 2024;79:332-9.