Uit een retrospectieve studie blijkt dat de overleving van patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom en t(11;14) translocatie vergelijkbaar is met die van standaardrisicopatiënten, terwijl eerstgenoemde groep wel een trage en minder diepe respons op behandeling heeft.
De t(11;14)(q13;q32) translocatie wordt vastgesteld bij zo’n 15 tot 20% van de patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom (NDMM) en wordt geclassificeerd als standaardrisico-afwijking. Resultaten met betrekking tot de prognose van deze patiënten zijn echter conflicterend. In deze retrospectieve studie werd de impact van t(11;14) op de behandelrespons, responskinetiek en overleving beoordeeld bij patiënten met NDMM op basis van wederzijds exclusieve risicogroepen.
Er werden 790 NDMM-patiënten geïncludeerd, onder wie 224 (28,4%) standaardrisicopatiënten (SR) zonder t(11;14), 99 (12,5%) patiënten met alleen t(11;14), 58 (7,3%) met t(11;14) plus HR (del(17p) en/of C1A1) en 409 (51,8%) in de hoogrisico cytogenetische abnormaliteit (HRCA)-groep met t(4;14), t(14;16), t(14;20), C1A1 en/of del(17p), maar zonder t(11;14).
NDMM-patiënten in de groep met alleen t(11;14) hadden een vergelijkbare progressievrije overleving (49,3 vs. 50,7 maanden; p = 0,392) en totale overleving (112,4 maanden vs. niet bereikt; p = 0,982) als patiënten in de SR-groep. De alleen t(11;14)-groep vertoonde echter een significant lager MRD-negativiteitspercentage vergeleken met de SR-groep (60,0% vs. 76,0%; p = 0,009). In de alleen t(11;14)-groep had de MRD-status geen significante invloed op de progressievrije of totale overleving, in tegenstelling tot bij de andere groepen. Uit analyses van de responskinetiek bleek dat de mediane tijd tot MRD-negativiteit in de alleen t(11;14)-groep langer was dan in andere subgroepen (t(11;14)-alleen vs. SR vs. HRCA: 9,19 vs. 4,25 vs. 4,27 maanden; p < 0,001).
Bron: