Een ultralage-dosis-CT-scan heeft weinig toegevoegde waarde ten opzichte van een gewone thoraxfoto bij SEH-patiënten met longklachten. Dat is gebleken in een gerandomiseerde studie in twee ziekenhuizen in Noord-Holland.
Een CT-scan van de borst laat de pathologie van de borst beter zien dan een röntgenfoto (chest X-ray, CXR). Maar leidt dat ook tot betere uitkomsten? In de studie werden CXR en ultralage-dosis-CT-scan (ultra-low-dose CT, ULDCT) vergeleken om het effect op de gezondheidsuitkomsten van de patiënt te vergelijken. Dit gebeurde bij patiënten op de SEH met verdenking op niet-traumatische longziekte.
De multicenter (Amsterdam UMC; Spaarne Gasthuis, Haarlem) non-inferioriteit gerandomiseerde studie vond plaats tussen 31 januari 2017 en 31 mei 2018. Maandelijks werden de twee deelnemende centra gerandomiseerd om standaard een CXR te verrichten of standaard een ULDCT. De primaire uitkomst was de functionele gezondheid bij 28 dagen, gemeten met de verkorte (SF-12) PCS- (‘physical component summary scale’) score. De marge voor non-inferioriteit werd gesteld op 1 punt. Secundaire uitkomsten waren onder andere ziekenhuisopname, duur van de opname en patiënten in follow-up vanwege incidentele bevindingen.
Vergelijkbaar
Er werden 2.418 patiënten geïncludeerd (1.208 ULDCT, 1.210 CXR). De gemiddelde SF-12 PCS-score op dag 28 was 37,0 voor ULDCT en 35,9 voor CXR. Na ULDCT werd 52,7% van de patiënten opgenomen (gemiddeld 4 dagen), na CXR 54,5% (gemiddeld 4,6 dagen). Na ULDCT kwamen 26 patiënten in follow-up vanwege incidentele bevindingen, na CXR 4 patiënten.
De onderzoekers concluderen dat de functionele gezondheid op de korte termijn vergelijkbaar was tussen ULDCT en CXR, net als het aantal opnamen en de gemiddelde opnameduur. In de ULDCT-groep waren wel meer incidentele bevindingen. De resultaten van de studie ondersteunen niet het routinematig gebruik van ULDCT in de onderzochte patiëntengroep.
Bron:
Van den Berk IAH, Kanglie MMNP, Van Engelen TSR, et al. Ultra-low-dose CT versus chest X-ray for patients suspected of pulmonary disease at the emergency department: a multicentre randomised clinical trial. Thorax, published Online 10 June 2022.
Commentaar prof. dr. Jan Prins, internist-infectioloog, Amsterdam UMC en medeauteur van de publicatie
“Bij mensen op de SEH met longklachten wordt heel vaak een longfoto gemaakt. Maar die is niet volmaakt. Een CT-scan is beter, maar die wordt vanwege stralingsbelasting veel minder vaak gedaan. Er zijn inmiddels CT-scans met ultralage straling die even nauwkeurig zijn. Maar zo’n scan is duurder en omslachtiger. Bovendien zijn die scans zo goed dat er allerlei bijkomstige bevindingen zijn, die verder onderzoek of behandeling kunnen vragen. Een ultralage CT-scan leidt weliswaar tot een betere diagnose, maar de vraag is of die ook de uitkomsten voor de patiënt verbetert.”
“Het onderzoek gebeurde in twee ziekenhuizen. Alle geïncludeerde SEH-patiënten kregen het onderzoek wat volgens de loting in die maand in dat ziekenhuis werd gedaan. Naast het bepalen van de primaire en secundaire eindpunten deden we ook een economische evaluatie. We hebben uiteindelijk ruim 2.400 mensen kunnen includeren, van wie we bijna iedereen 28 dagen hebben kunnen vervolgen. Met een CT-scan zagen we meer longontstekingen, op de thoraxfoto werd hartfalen juist iets beter gezien. Maar de hoofdvraag, namelijk hoe de patiënt er na een maand aan toe was, had voor beide armen dezelfde uitkomst. Ook voor andere parameters vonden we geen verschillen. We vonden wel veel meer toevalsbevindingen in de ULDCT-groep. En als je op een foto iets ziet, moet je daar gevolg aan geven. Dat kan dus leiden tot meer onderzoeken.”
“Ondanks het feit dat de kwaliteit van de foto beter is, heeft een ULDCT voor de patiënt dus niet veel meerwaarde. We hebben ook een subgroep mensen bekeken die verdenking hadden op longontsteking, wat een van de belangrijkste redenen is om een foto te laten maken. Maar ook daar zagen we nauwelijks verschillen. De belangrijkste zaken zie je dus ook wel met een thoraxfoto, hoewel in die arm wel vaker aanvullende foto’s nodig waren. Maar de manier van beeldvorming was veelal niet bepalend voor de verdere behandeling. Alleen in twijfelgevallen kan een ULDCT je wel helpen, bijvoorbeeld bij patiënten die wel hoesten maar ondertemperatuur hebben. Ook bij mensen die koorts hebben en ziek zijn maar geen longklachten hebben, levert een ULDCT iets meer op. Dus voor subgroepen patiënten kan die wel van waarde zijn. Maar voor de grote groep SEH-patiënten met longklachten kun je met een thoraxfoto prima vooruit. En je bespaart tijd en kosten voor verder onderzoek vanwege ‘bijvangst’ met een ULDCT.”