Uit een Nederlandse populatiestudie naar trends in de farmacologische behandeling van COPD-patiënten in de eerste lijn blijkt dat de behandeling tussen 2010 en 2021 aanzienlijk is veranderd, waarschijnlijk door de introductie van nieuwe inhalatoren en behandelrichtlijnen. Het gebruik van LABA-LAMA nam toe, terwijl LABA-ICS afnam.
In totaal werden met behulp van het PHARMO Data Network 54.628 COPD-patiënten opgenomen in de studie. Van hen kreeg 36,4% geen respiratoire medicatie binnen 90 dagen na diagnose, wat in de richtlijnen wel wordt geadviseerd. Ook kreeg 4,2% een andere behandeling.
Trendanalyse liet zien dat monotherapie met langwerkende muscarine-antagonisten (LAMA) steeg van 13,4% in 2010 tot 15,1% in 2015 en vervolgens daalde tot 11,0% in 2021. Bovendien daalde de combinatie langwerkende bèta-2-agonisten (LABA) inhalatiecorticosteroïden (ICS) van 17,6% tot 8,5% tussen 2010 en 2018, waarna het een plateau bereikte.
Aan de andere kant steeg LABA-LAMA sterk, van 0,6% in 2010 tot 9,6% in 2021. LABA-monotherapie steeg van 2,6% in 2010 tot 5,7% in 2021. Tripeltherapie bleef constant over de jaren. Het gebruik van SABA steeg van 8,5% in 2010 tot 14,3% in 2018 en stabiliseerde vervolgens, terwijl SAMA en SABA-SAMA over de hele periode laag bleven.
Bron: