Naar aanleiding van haar benoeming tot hoogleraar translationele microbiologie aan de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam hield prof. dr. Nina van Sorge op 16 juni 2022 haar inaugurele rede, getiteld ‘Trick or treat’. Goede aanleiding voor een gesprek over streptokokken, suikermantels en het microbioom als bron voor beschermende antistoffen.
‘Trick or treat!’ is wat kinderen zeggen wanneer ze tijdens Halloween, vaak verkleed als geesten en spoken, langs de deuren gaan. Ze geven je dan de keuze tussen een plagerijtje (trick) of iets lekkers (treat). Dit riep bij prof. dr. Van Sorge toepasselijke associaties op met haar onderzoek naar bacteriële infecties: de treat staat voor de suikermantel van de bacterie (en natuurlijk voor behandeling); de trick voor het wisselen van suikermantel om niet herkend te worden, het wel of niet de deur openen voor de verdediging van de gastheer tegen indringers. Al deze aspecten kwamen voorbij in haar oratie en in dit gesprek.
Bacteriologische surveillance
Bacteriologische surveillance is voor Van Sorge “een relatief nieuwe tak van sport”, die ze beoefent sinds ze twee jaar geleden van Utrecht naar Amsterdam verhuisde. “Ik ben er zeer door gegrepen”, zegt ze. “Preklinisch onderzoek is van enorm belang, maar staat vaak ver af van klinische toepasbaarheid. Mede daardoor spreekt bacteriologische surveillance mij zo aan. De opbrengsten in de strijd tegen infectieziekten zijn groot. In mijn oratie heb ik er daarom voor gepleit surveillance verder uit te breiden, bijvoorbeeld naar de groep A-streptokok.”
Tussen maart en mei 2022 deed zich in Nederland een opvallende toename voor van invasieve groep A-streptokokkeninfecties bij kinderen (en volwassenen), waaraan inmiddels zeker 10 kinderen zelfs zijn overleden. Mogelijk zijn de gemelde gevallen slechts het topje van de ijsberg? “Dat is precies mijn punt: we hebben het niet goed in kaart. Waardoor ook ziekenhuizen in het begin niet goed wisten hoe ernstig en wijdverbreid dit probleem was.” Momenteel wordt geanalyseerd hoe deze uitbraak kon plaatsvinden. “Bij een aantal kinderen met een ernstige infectie lijken waterpokken een uitlokkende factor te zijn geweest. Moet je daar dan ook tegen gaan inenten? Of moeten we antibiotica bij huisgenoten profylactisch breder inzetten? Dat laatste is natuurlijk ietwat tegen de stroom in, omdat we antibiotica eigenlijk zo min mogelijk, of liever: zo gericht mogelijk, willen inzetten. Ondertussen wordt er wereldwijd al heel lang hard gewerkt aan een vaccin tegen groep-A-streptokokken; dat is er hopelijk binnen 10 jaar. Ondertussen kan surveillance ons goed voorbereiden op de vraag welke groepen je dan wanneer wilt vaccineren en wat daarvan de meerwaarde zou zijn.”
Suikermantel als vermomming
Nu is een (niet-invasieve) groep A-streptokokkeninfectie zoals faryngotonsillitis op zich natuurlijk niets bijzonders en is het verloop doorgaans ongecompliceerd. Sterker nog: dragerschap van deze en veel andere bacteriesoorten is vaak asymptomatisch. Twee belangrijke onderzoeksvragen van Van Sorges groep houden hier direct verband mee: 1. Zijn er bepaalde bacteriële eigenschappen die het verschil tussen dragerschap en ziekte kunnen verklaren?; en 2. Heeft de gastheer gaten in zijn afweer tegen deze bacterie, waardoor hij meer risico loopt op een ernstige infectie?
Van Sorge doet daarom veel onderzoek naar de suikermantels van bacteriën. Ze vertelt waarom het belang van inzicht in suikers van bacteriën misschien wat ondergeschoven is, maar zeker belangrijk: “Bij bacteriën codeert een gen één op één voor een bepaald eiwit. Suikers zijn daarentegen een eindproduct van een enzymatische reactie waarbij talrijke eiwitten betrokken zijn. Dus uit een genoomsequentie kun je moeilijk afleiden welke enzymatische reactie gekatalyseerd wordt en welke suikermantel zich op het oppervlakte van een bacterie bevindt. De suikermantel moet je dus op een andere manier identificeren, als je dat al kunt. Chemici helpen ons de heterogeniteit van suikermantels te ontrafelen en de functie van afzonderlijke varianten te onderzoeken. Dat doen ze door per variant een synthetische versie met een specifieke samenstelling en grootte te maken. Je hebt dan eigenlijk een soort plastic bacterie waarop je één synthetische suikerstructuur kan plaatsen. Zo kun je bijvoorbeeld kijken welke antistoffen iemand maakt tegen die specifieke suiker.”
Van Sorge en haar team heeft specifiek veel onderzoek gedaan naar de manier waarop deze suikermantels poortwachtercellen in de huid omzeilen en eliminatie voorkomen. “We willen bijvoorbeeld weten of Staphylococcus aureus een bepaalde suikermantel heeft die ‘onder de radar’ blijft, en of dit bijdraagt aan een ernstiger verloop van systemische infecties. We hebben al een celreceptor geïdentificeerd die bepaalde suikermantels wel of niet herkent, maar dit celtype is in bijvoorbeeld de keel veel minder prominent aanwezig; daar zitten weer andere celtypen met een ander receptorrepertoire die we moeten identificeren. Hiermee ben je terug bij de groep A-streptokok, waarvoor de keel ook een zeer belangrijke porte d’entrée is.”
S. aureus en groep A-streptokok
Verder hoopt Van Sorge met haar onderzoek bij te dragen aan het vinden van vaccins voor S. aureus en voor de groep A-streptokok. Ze tekent hierbij aan dat asymptomatisch dragerschap wellicht ook positieve effecten kan hebben, zodat van bijvoorbeeld S. aureus selectieve bestrijding wellicht volstaat. “Misschien moet je S. aureus alleen bestrijden als je hem bij je draagt bij ziekenhuisopname of bij een ernstige infectie.”
Zoals Van Sorge ook vertelde tijdens haar oratie, dienen de eerste spannende resultaten van haar onderzoeksaanpak zich inmiddels aan. Patiënten met een ernstige infectie met de groep A-streptokok of S. aureus blijken minder suikerspecifieke IgM-antistoffen in hun bloed te hebben dan gezonde donoren. De hoeveelheden zijn zelfs nog lager bij patiënten die binnen 30 dagen aan infectie zijn overleden. Dit zou kunnen betekenen dat toediening van IgM-specifieke antistoffen de infectiedrempel bij deze personen verhoogt. Van Sorge: “Je moet natuurlijk eerst weten of de gevonden lage IgM-spiegels oorzaak of gevolg zijn van infectie. Van een aantal van deze patiënten waren ook al serummonsters verzameld voordat ze ziek werden. Die lieten zien dat het IgM toen al stabiel laag was, wat het vermoeden versterkt dat lage IgM-spiegels kunnen bijdragen aan het ontstaan van ernstige infecties.” Is dit in trialverband te onderzoeken? Van Sorge denkt het wel. “Een belemmerende factor is dat IgM als pentameer vooralsnog moeilijk in grote hoeveelheden te produceren is.”
Microbioom als bron voor beschermende antistoffen
Zoals Van Sorge al benadrukte, kunnen bacteriën ook een belangrijke positieve bijdrage aan de gezondheid leveren. Ze wil binnen haar leerstoel een nieuwe onderzoekslijn ontwikkelen om vooral antwoord op deze twee vragen te krijgen: hoe draagt het microbioom bij aan het opbouwen van afweer tegen ziekteverwekkers en welke mechanismen spelen hierbij een rol en kunnen we deze inzetten om de afweer te versterken? Van Sorge: “Verschillende soorten bacteriën kunnen mogelijk vergelijkbare suikermantels hebben. Waarom bevatten gezonde donoren bijvoorbeeld altijd suikerspecifieke antistoffen tegen S. aureus? Omdat iedereen met deze bacterie in aanraking komt? Mogelijk dragen ook andere bacteriën in ons microbioom met eenzelfde suikermantel bij aan de vorming van deze antistoffen. We weten eenvoudigweg nog heel weinig van de suikermantels van bacteriën binnen ons microbioom. Omdat we niet op basis van genoomsequentie en metagenomics kunnen voorspellen hoe de suikermantel eruitziet, hebben we andere manieren nodig. Ik heb een simplistische insteek: we hebben een aantal suikerspecifieke antistoffen met bekende specificiteit, bijvoorbeeld de suikermantel van meningokokken W; als we die als ‘sensor’ loslaten op een microbiotasample, dan kunnen we daarin soorten identificeren die eenzelfde suikermantel hebben. Mogelijk blijkt dan dat ‘onschuldige’ bewoners toch bijdragen aan verhoging van de infectiedrempel door die antistoffen te induceren.” Van Sorge eindigt met dit toekomstvisioen: “Als iemand een dergelijke bacterie niet bij zich draagt, zou je hem die kunnen geven, ofwel het microbioom zodanig aanpassen dat het die bacterie zelf gaat maken. Kortom, vaccinatie via het microbioom!”