Zelfstandige klinieken hebben in het huidige zorgveld een duidelijke plaats verworven. Hun aandeel zal alleen maar groter worden, verwacht Ilse Kroft, oprichter en directeur van KliniekTwente. En daarbij is samenwerking tussen ziekenhuis en kliniek voor haar het logische uitgangspunt.
Kroft werkte als dermatoloog bij Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) in Almelo, maar besloot in 2019 haar hart te volgen en een zelfstandig behandelcentrum voor dermatologische zorg in Oldenzaal te starten. “Ik kom uit een ondernemersgezin”, verklaart ze. “Ik had het niet meer naar mijn zin in het ziekenhuis en ik wist dat ik meer ambitie had. Op een gegeven moment ging ik steeds meer werk in de avond doen om die wens naar méér te vervullen. Daardoor kwam ik op een gegeven moment tot het besef: in een ziekenhuis werken, is niet meer wat ik wil.”
Ze kwam bij toeval Harry Tweehuysen, organisatie- en bedrijfspsycholoog tegen. Hij adviseerde haar een eigen kliniek te starten. De gemeente Oldenzaal verleende haar de vergunning om in een oud schoolgebouw een kliniek te starten. Die opende in 2019 haar deuren onder de naam DermaTwente, met één doktersassistente en één assistente in opleiding. Daarna ging het hard: inmiddels telt de kliniek 50 medewerkers en worden er op jaarbasis meer dan 18.000 patiënten behandeld. De naam is al snel veranderd in KliniekTwente, omdat er nu veel meer zorg wordt geboden dan dermatologie alleen. Patiënten kunnen er ook terecht voor urologie (sterilisatie), interne geneeskunde, plastische chirurgie, handchirurgie, orthopedie, vulvapathologie, gynaecologie en reumatologie. Ook is er een spatader- en wondpoli.
Op eigen kracht
De raad van bestuur van ZGT wenste Kroft succes toen ze haar ontslag indiende. “Ze vroegen niet wat ik ging doen en ik vond het ook niet nodig om dat te vertellen”, zegt ze. “Maar ik ben bewust niet uitgegaan van collega’s meenemen, ik wilde het echt op eigen kracht doen. Omdat ik bij de start de enige arts in de kliniek was, heb ik daarbij meteen vervanging geregeld voor het geval dat ik ziek mocht worden of om een andere reden zou uitvallen. De continuïteit moest gegarandeerd zijn. Wel is één ervaren doktersassistente met me meegegaan. En later hebben nog enkele anderen de overstap gemaakt. In het begin heb ik wel getwijfeld of ik mensen kon aannemen die uit mijn oude werkkring kwamen. Maar daar kijk ik nu toch wel anders naar. Als mensen zelf weg willen, gaan ze toch wel. En van de medisch specialisten komt nu ook wel de vraag of ze zich bij ons in de kliniek mogen vestigen, bijvoorbeeld. Als dat mogelijk is, is het snel geregeld.”
Kroft maakte direct samenwerkingsafspraken met Medisch Spectrum Twente en met ZGT, waar kort na de start van de kliniek een bestuurswisseling had plaatsgevonden. “Voor dermatologie heb ik nooit bedden nodig”, vertelt ze, “maar als een patiënt in mijn kliniek onderuitgaat, dient het wel geregeld te zijn voor de patiënt. We hebben slechts één casus meegemaakt waarin een patiënt direct na een kenacort-injectie naar het ziekenhuis moest, dat was vanwege een anafylactische shock. Verder is alleen sprake van gepland contact. Als het om een melanoom gaat bijvoorbeeld hebben we soms de oncologisch chirurg in het ziekenhuis nodig. Dat was toen ik nog in het ziekenhuis werkte ook al zo. Het is in dit kader waardevol dat de artsen die in de kliniek werken dit bijna allemaal doen op basis van detachering vanuit de ziekenhuizen waarmee we de samenwerkingsafspraken hebben. Het feit dat van die detachering sprake is, laat zien dat de ziekenhuizen de meerwaarde van de kliniek zien. Het grote voordeel van de diverse disciplines die we in de kliniek in huis hebben, is dat we korte lijnen hebben. Dermatologie en reumatologie bijvoorbeeld hebben veel raakvlakken. En bij grote huidoncologie in het gelaat is het fijn om er direct de plastisch chirurg bij te kunnen halen. Die korte lijnen schelen in vergelijking met hoe in het ziekenhuis wordt gewerkt veel consulten. We werken via een ‘one-stop-shop’-methode, dat scheelt veel onnodige consulten.”
Geen concurrent
Haar kliniek ziet Kroft niet als concurrent van de ziekenhuizen. “Er zijn enorme wachttijden voor de zorg in Twente”, zegt ze. “Hier in de kliniek is de wachttijd kort en de patiënt zoekt de kortste weg. In mijn opleiding ging het alleen over het verlenen van goede zorg. In de praktijk heb ik veel geleerd over de inrichting, bedrijfsvoering en betaalbaarheid van de zorg. Die elementen zie ik nu duidelijk terug in het regioplan Twente Koers dat met zorgverzekeraar Menzis en de gemeenten tot stand is gekomen. Daarin staat ook met nadruk benoemd dat de zorg in deze regio niet vanuit concurrentie, maar op basis van samenwerkende partners moet worden gerealiseerd. Ik ben ervan overtuigd dat dit de zorg voor de Twentse patiënten ten goede komt. Wij kunnen de laagdrempelige zorg bieden en het ziekenhuis de meer complexe zorg. Veel zorg kan ook heel goed buiten het ziekenhuis worden geboden. Dermatologie en oogheelkunde zijn bekende voorbeelden, maar het geldt ook voor veel facetten van de orthopedie. Ik verwacht ook dat in de komende jaren veel meer van de laagdrempelige zorg naar klinieken zal gaan. Nu al zijn er meer dan 500. En ruim 2.500 medisch specialisten die erin werken, de klinieken hebben echt een behoorlijk aandeel verworven. Wat ons daarin van veel andere klinieken onderscheidt, is dat we ons niet op 1 specialisatie richten maar veel breder werken. Dit doen we bovendien zeer patiëntgericht, dat zingt rond en heeft ons groot gemaakt.”
Passende zorg samen regelen
Kroft is bekend met de afspraak tussen de Groningse ziekenhuizen en de zorgverzekeraars Zilveren Kruis, VGZ en Menzis. De partijen verdelen de zorg op zodanige wijze dat ze elkaar niet beconcurreren. Afgeleid doel van de partijen is de komst van verdere zelfstandige behandelcentra tegenhouden. “Mijn persoonlijke mening, zonder alle exacte ins en outs te weten: ik denk dat we moeten ophouden elkaar concurrenten te noemen”, zegt ze in reactie hierop. “We moeten echt gaan samenwerken en gaan denken vanuit het perspectief van de patiënt. We hebben te maken met een dermate grote zorgvraag dat we goed moeten kijken naar wat passende zorg is en waar die het best kan worden geboden. Dat is ook in lijn met het Integraal Zorgakkoord. Ik denk ook niet dat de ziekenhuizen bang hoeven te zijn voor klinieken. We kunnen veel van elkaar leren en kunnen additioneel zijn aan elkaar. We moeten de zorg in de regio samen regelen en zorgen dat die betaalbaar blijft.”
Ze vertelt wat dit betreft tevreden te zijn over de contacten met de grootste zorgverzekeraar in haar werkgebied, Menzis. “Ik nodig ze graag uit om over onze plannen te vertellen en daarover te kunnen sparren”, zegt ze. “Dat levert me altijd goede adviezen op, ook zij zijn gericht op samenwerking en dat vertaalt zich in de contractering. Het heeft ervoor gezorgd dat we verder kunnen groeien. Bij sommige zorgverzekeraars minder snel dan ik zou willen natuurlijk. Ieder jaar zijn we de best beoordeelde kliniek van Nederland en kwaliteit is iets wat excellent moet zijn. Dat pikken de andere zorgverzekeraars gaandeweg ook op. Over de contractering heb ik me dus nooit zo druk gemaakt.”