Onlangs zijn de EULAR-aanbevelingen voor de behandeling van systemische lupus erythematosus (SLE) herzien.
Een internationale Task Force heeft 13 aanbevelingen geformuleerd. Het gaat hierbij om het gebruik van hydroxychloroquine (HCQ), glucocorticoïden (GC), immuunsuppressiva (ISD’s) (waaronder methotrexaat, mycofenolaat, azathioprine, cyclofosfamide (CYC)), calcineurineremmers (CNI’s, cyclosporine, tacrolimus, voclosporine) en biologicals (belimumab, anifrolumab, rituximab).
HCQ wordt aanbevolen voor alle SLE-patiënten met een streefdosis van 5 mg/kg lichaamsgewicht/dag, rekening houdend met het individuele risico op opvlammingen en retinale toxiciteit. GC kunnen worden gebruikt als overbruggingstherapie tijdens perioden van ziekteactiviteit; als onderhoudsbehandeling moeten GC worden geminimaliseerd tot gelijk aan of minder dan 5 mg/dag en, indien mogelijk, stopgezet.
Een onmiddellijke start van ISD’s en/of biologicals moet worden overwogen om de ziekte onder controle te houden en afbouwen/stoppen met GC te vergemakkelijken. CYC en rituximab kunnen volgens de richtlijn worden overwogen bij respectievelijk orgaanbedreigende en refractaire ziekte.
Bij actieve lupusnefritis beveelt de Task Force GC, mycofenolaat of een lage dosis intraveneus CYC aan, waarbij een aanvullende behandeling met belimumab of CNI’s kan worden overwogen. Tot slot geeft de richtlijn ook bijgewerkte specifieke aanbevelingen over huid-, neuropsychiatrische en hematologische ziekten, SLE-geassocieerd antifosfolipidensyndroom, nierbescherming, en preventieve maatregelen voor infecties, osteoporose en hart- en vaatziekten.
Bron: