Bij patiënten met bronchiëctasie heeft het aantal eosinofielen een significante U-vormige relatie met het aantal exacerbaties en de ernst daarvan, evenals met enkele andere parameters. Dat is gebleken in een Spaanse studie gepubliceerd in Chest.
Er is een bewezen relatie tussen het aantal eosinofiele bloedcellen (BEC) en de ernst van zowel astma als COPD. Maar de relatie met bronchiëctasie is nog onduidelijk. In de studie is de relatie onderzocht tussen BEC en het aantal exacerbaties en de ernst daarvan. Tevens is de respons onderzocht op behandeling van bronchiëctasie met inhalatiecorticosteroïden (ICS).
De multicenter prospectieve observationele studie is gedaan met patiënten uit de Spaanse Bronchiectasis Registry. Deelnemers waren patiënten met bewezen bronchiëctasie en een bekende BEC. Zij werden aan de hand van het aantal eosinofielen/μL op het moment van inclusie verdeeld in 4 groepen: minder dan 50 (1), 51-100 (2), 101-300 (3) en meer dan 300 (4).
Er werden 928 patiënten geïncludeerd: 123 in groep 1, 164 in groep 2, 488 in groep 3 en 153 in groep 4. De BEC liet een significante U-vormige relatie zien met het aantal exacerbaties en de ernst daarvan, longfunctie, microbiologisch profiel en behandeling met ICS. De relatie was duidelijker in groep 1 dan in groep 4. De behandeling verlaagde alleen in groep 4 significant het aantal en de ernst van exacerbaties.
De conclusie is dat bij bronchiëctasie de relatie tussen BEC en aantal exacerbaties en de ernst ervan significant U-vormig is. Deze is meer uitgesproken in de eosinopenie-groep (minder dan 50 eosinofielen/μL). Behandeling met ICS verlaagt het aantal en de ernst van exacerbaties alleen in de eosinofiele patiëntengroep.
Bron: