Uit gesprekken is gebleken dat huisartsen, ook na het verschijnen van de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen, vaak nog moeite hebben met het onderscheid tussen benigne, premaligne en maligne tumoren. Dr. Anton C. de Groot en dr. Johan Toonstra (beiden dermatoloog) hebben een nieuw, praktisch boek geschreven over verdachte huidafwijkingen, met veel casuïstiek en beeld om de huisarts te helpen bij het stellen van de juiste diagnose. Het boek is onlangs verschenen bij uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum.
Tegen welke problemen lopen huisartsen aan bij de diagnostiek van verdachte huidafwijkingen?
Onderscheid maken tussen goedaardige een kwaadaardige huidafwijkingen (huidkanker) is lang niet altijd eenvoudig. Terwijl veel vormen van het basaalcelcarcinoom door hun kenmerkende morfologie relatief eenvoudig worden herkend door huisartsen, ligt dat bij de diagnostiek van plaveiselcelcarcinomen en melanomen veel moeilijker. En juist deze tumoren moeten vroegtijdig worden opgespoord en behandeld om morbiditeit en zelfs mortaliteit te voorkomen. Probleem bij het plaveiselcelcarcinoom is dat het verschillende morfologische vormen kan aannemen. Een beginnend melanoom is moeilijk te onderscheiden van goedaardige afwijkingen, zoals een gewone of klinisch atypische naevus, een beginnende seborroïsche wrat of – soms – een wat onregelmatig gekleurde lentigo solaris. De NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen geeft zeer nuttige informatie om aan de hand van de morfologie tot een waarschijnlijkheidsdiagnose te komen. Maar hoe vervolgens het onderscheid gemaakt moet worden met andere aandoeningen in de differentiaaldiagnostische groep wordt niet specifiek besproken.
Uit gesprekken met huisartsen weten wij dat zij, ook na het verschijnen van de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen, vaak nog moeite hebben met het onderscheid tussen benigne, premaligne en maligne tumoren. Sommige huisartsen zijn bang om een ernstige afwijking, zoals een plaveiselcelcarcinoom of een potentieel dodelijke ziekte als het melanoom niet (tijdig) te herkennen. Daarom hebben wij dit boek geschreven. Het boek bevat veel casuïstiek in een vraag en antwoord-vorm, waarin de huisartsen met behulp van een groot aantal close-up afbeeldingen en specifieke differentiaaldiagnostische informatie kunnen leren en oefenen hoe ze benigne van maligne tumoren kunnen onderscheiden.
Kunt u een top 5 geven van de meest voorkomende premaligne en maligne huidafwijkingen?
Verreweg de meest voorkomende vorm van huidkanker is het basaalcelcarcinoom met naar schatting 45.000 nieuwe gevallen in 2018. Het plaveiselcelcarcinoom staat op plaats 2 (14.200 gevallen), gevolgd door het melanoom (7.000 gevallen). De incidentie van huidkanker stijgt snel: bijna 5% toename per jaar van melanomen en een nog grotere stijging van basaalcelcarcinomen. Naar schatting zal een op de vijf Nederlanders in zijn of haar leven een basaalcelcarcinoom ontwikkelen. Sommige vormen van huidkanker kunnen ernstig zijn. In 2018 overleden 100 mensen aan een plaveiselcelcarcinoom en 800 aan een melanoom. Ofschoon het melanoom een zeer agressieve vorm van huidkanker is, is de prognose in een vroeg stadium en bij de juiste behandeling uitstekend. Daarom is het zeer belangrijk dat huisartsen melanomen in een vroeg stadium kunnen herkennen. Met dit boek willen we hieraan graag een bijdrage leveren. Van de premaligne huidafwijkingen komt de actinische keratose verreweg het meeste voor, waarschijnlijk gevolgd door de ziekte van Bowen (plaveiselcelcarcinoom in situ).
Hoe is het boek opgebouwd?
Het boek bestaat uit twee delen: casuïstiek en achtergrondinformatie. In 30 ziektegeschiedenissen worden alle voor de huisarts belangrijke (pre)maligniteiten gepresenteerd. Elke casus volgt een vast stramien: op de pagina staat een afbeelding van een huidafwijking (benigne, premaligne, of maligne) met enkele klinische gegevens. Hierover worden vervolgens een of meerdere vragen gesteld. Vaak gaat het om de waarschijnlijkheidsdiagnose die de huisarts stelt of om een differentiaaldiagnose, en hoe die diverse afwijkingen van elkaar onderscheiden kunnen worden. Op de volgende pagina(s) wordt antwoord gegeven op de gestelde vragen. Daarbij wordt nauwkeurig beschreven wat de verschillen zijn die door middel van een groot aantal scherpe close-up afbeeldingen met karakteristieke kenmerken worden geïllustreerd. Met deze casussen kan de huisarts oefenen om (pre)maligne huidafwijkingen (nog beter) te herkennen. Het casuïstiekgedeelte van het boek wordt gevolgd door algemene informatie over alle aandoeningen uit de NHG-Standaard in drie hoofdstukken: premaligne aandoeningen, maligne tumoren beperkt tot de epidermis, en invasief groeiende vormen van huidkanker. Ook hierin worden nauwkeurig de kenmerken van de behandelde afwijkingen beschreven met veel gedetailleerde afbeeldingen.
Waarom is dit boek interessant voor huisartsen?
Uit gesprekken met huisartsen weten wij dat zij vaak moeite hebben met het onderscheid tussen benigne, premaligne en maligne tumoren. Huisartsen zijn soms bang om een ernstige afwijking, bijvoorbeeld een plaveiselcelcarcinoom of een potentieel dodelijke ziekte als het melanoom niet (tijdig) te herkennen. Ons boek is er helemaal op gericht om huisartsen hulpmiddelen te geven om benigne van maligne aandoeningen te onderscheiden. Door het – herhaaldelijk – bestuderen van de ziektegeschiedenissen, het beantwoorden van de vragen en de toegang tot uitgebreide achtergrondinformatie zullen de diagnostische vaardigheden van de huisarts, zo menen wij, toenemen. Het is dus zowel een leer- als oefenboek.
Hoe verhoudt dit boek zich tot de NHG-Standaard?
De titel Verdachte huidafwijkingen zegt het eigenlijk al: dit boek sluit naadloos aan op de gelijknamige NHG-Standaard en geeft een praktische aanvulling daarop. Zo komen alle (pre)maligniteiten die in de Standaard besproken worden ook in dit boek aan de orde. De inhoud van de Standaard is maatgevend voor het adequaat diagnostisch en therapeutisch handelen in de huisartsenpraktijk, en daarom hebben wij de praktische informatie daaruit verwerkt in casuïstiek. De casussen zijn daardoor niet alleen geschikt om huidkanker (beter) te leren herkennen, maar kunnen ook worden gebruikt voor het toetsen van de kennis van de aanbevelingen uit de Standaard. Zo worden vragen gesteld als: neemt u een biopt van een klein (mogelijk) basaalcelcarcinoom in de nasolabiaalplooi? (neen, hoogrisico, in de H-zone, dus verwijzen); Welke maligniteiten worden verwezen en welke kan de huisarts zelf behandelen?; Wat zijn de klinische criteria voor atypische naevi?; Hoe behandelt u actinische keratosen; Wat doet u bij verdenking op de ziekte van Bowen of atypische naevi? Daarnaast wordt ook in het tweede deel van het boek (algemene informatie over de (pre)maligne tumoren) bij diagnostiek en therapie aangegeven welke adviezen de Standaard daarover geeft.
Bron: Huisartsgeneeskunde.nl