Op 2 november verdedigde Floor Loonstra in de aula van de Vrije Universiteit Amsterdam met verve haar haar proefschrift ‘The search for clues explaining phenotypic variability in multiple sclerosis’. Prof. dr. Bernard M.J. Uitdehaag en prof. dr. Joep Killestein waren haar promotoren.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
Mensen met multiple sclerose (MS) vertonen een grote variatie in het beloop van de ziekte. Tot op heden blijft het complex om factoren te vinden die samenhangen met deze grote variabiliteit. Om een beter inzicht te kunnen krijgen in het ziektebeloop van MS zijn representatieve onderzoekspopulaties nodig met een laag risico op onderzoeksbias. Veel studies, ook die naar MS, gebruiken namelijk geselecteerde groepen patiënten, met als gevolg dat een belangrijk deel van de populatie gemist wordt. Daarnaast is leeftijd een van de belangrijkste confounders bij het onderzoeken van het MS ziektefenotype.
Om beter te begrijpen waarom MS bij iedereen verschillend verloopt, hebben we een unieke studie opgericht, genaamd ‘Project Y’. Project Y is een population-based cohort waarbij we alle mensen met MS die in 1966 in Nederland zijn geboren, hebben geprobeerd op te sporen. In deze populatie kan het verschil in ziektebeloop worden bestudeerd zonder het verstorende effect van leeftijd. Daarnaast zijn in deze studie ook mensen zonder MS geïncludeerd, geboren in Nederland in de jaren 1965 t/m 1967.
Alle studies die in mijn proefschrift worden gepresenteerd, zijn gebaseerd op het Project Y-cohort.
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
- Ons onderzoek onderstreept het belang van het onderzoeken van een gehele populatie (geboortejaar 1966), in tegen stelling tot studies met geselecteerde groepen patiënten. We hebben veel meer mensen met MS gevonden (n = 452) dan we op voorhand hadden verwacht. Deels gebaseerd op de resultaten van ons onderzoek, is de schatting van het aantal mensen met MS in Nederland inmiddels naar boven bijgesteld tot 1,5/1000 (voorheen 1,0/1000). Hoewel het geen echte prevalentiestudie is – we richten ons immers op één geboortejaar – laat het prevalentiegetal uit geboortejaar 1966 (1,89/1000) zien dat ook dat cijfer mogelijk nog steeds een onderschatting is.
- We hebben verschillende relaties laten zien tussen hormonen (adipokines), eiwitten (NfL en GFAP) en vetzuren enerzijds en de ernst van de ziekte MS anderzijds, zonder het verstorende effect van leeftijd. Daarnaast vonden we, door gebruik te maken van lipidomics, verschillende vetzuurprofielen bij verschillende MS subtypes.
- We hebben aangetoond dat blootstelling aan omgevingsfactoren (voeding en gewicht) belangrijk is bij het ontstaan en het ziektebeloop van MS.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
Het uitbreken van de COVID-19-pandemie, net een aantal maanden voordat we klaar waren met onze inclusies.
Welk moment bracht een doorbraak?
Het feit dat we 452 mensen met MS geboren in Nederland in het jaar 1966 hebben gevonden, terwijl we op basis van de beschikbare epidemiologische gegevens ten tijde van de start van de studie hadden gerekend op 250.
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
Dit proefschrift is een eerste stap in het ontginnen van de Project Y ‘datagoudmijn’. Het uiteindelijke doel is om met behulp van deze veelheid aan unieke data het variabele ziektebeloop van mensen met MS beter te kunnen verklaren en voorspellen, wat nodig is voor gepersonaliseerde behandelingen en inzicht geeft in het ontstaan van de ziekte. Om dit ultieme doel te bereiken, zullen we alle Project Y-data moeten combineren en integreren. Door het integreren van al deze klinische, demografische, radiologische, genetische en biochemische factoren van Project Y kunnen we in de toekomst unieke patiëntprofielen creëren.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek? Wat zijn jouw volgende stappen?
Eerst gaat mijn volledige aandacht nog uit naar mijn verdediging, en vervolgens ga ik nadenken over vervolgstappen. Maar wat het ook wordt, het blijft onderzoek gerelateerd.