Mark van Houdenhoven, voorzitter raad van bestuur van de Sint Maartenskliniek en hoogleraar economic management in healthcare (Radboudumc), heeft een helder standpunt over hoe te handelen in de huidige coronacrisis: nu samen als zorgaanbieders, zorgverzekeraars en ministerie van VWS de gemaakte afspraken nakomen en optimaal samenwerken, en achteraf evalueren. Op dit moment worden de dingen gedaan die nodig zijn om in deze uitzonderlijke situatie de zorg zo goed mogelijk overeind te houden. Dat geeft vertrouwen in de toekomst van die zorg, vindt hij.
Op het moment dat de Sint Maartenskliniek de eerste gevolgen begon te merken van de coronapandemie, stond het ziekenhuis er financieel gezond voor. “Zonder enige twijfel”, zegt Van Houdenhoven, “gelukkig wel. Onze solvabiliteit is op orde en we zijn er dankzij streng financieel beleid de afgelopen jaren steeds in geslaagd om de bescheiden winst die we maakten te benutten voor innovatie. Net als alle ziekenhuizen hebben we te maken met zorgplafonds. Maar omdat we een categoraal ziekenhuis zijn, zijn we voor de bijzondere zorg die we bieden – scoliose- en dwarslaesiezorg, complexe orthopedie en orthopedie bij kinderen – daarvan uitgezonderd. We hebben dus de ruimte gehad om daarin te groeien. Maar ook op het gebied van de reguliere zorg hebben we nooit echt grote problemen ervaren met die omzetplafonds. Ik vind het ook terecht dat de zorgverzekeraars ons met de contractafspraken scherp houden op kwaliteit en prijs. Tot op heden zijn we daar altijd goed uitgekomen.”
Ineens minder patiënten
So far so good. Maar toen die al genoemde coronapandemie zich aandiende, veranderde ook voor de Sint Maartenskliniek ineens alles. “Al direct aan het begin van de crisis liep het aantal verwijzingen fors terug”, vertelt Van Houdenhoven. “Vanwege onze bijzondere positie hebben wij geen IC en geen afdeling spoedeisende hulp, dus we kregen niet de overloop waarmee de andere ziekenhuizen in onze regio ineens wel geconfronteerd werden. We zagen gewoon simpelweg minder patiënten.”
De Sint Maartenskliniek deed wat alle ziekenhuizen bij de start van de pandemie deden: in alle gevallen waar dit mogelijk was de afspraken – voor de orthopedische zorg – niet op locatie laten plaatsvinden, maar telefonisch of via beeldbellen. Voor de revalidatiezorg verruimde het behandelschema door in de weekends door te werken en zo de totale revalidatieperiode te verkorten. Bovendien richtte het ziekenhuis een corona-afdeling in, om de andere ziekenhuizen in de regio waar mogelijk te ontlasten.
Uitstel ja, maar afstel?
Een deel van de orthopedische zorg is spoedzorg en kan dus niet worden uitgesteld. Toch kreeg ook de Sint Maartenskliniek te maken met uitgestelde zorg. En daarmee met de discussie over de vraag in hoeverre uitstel tot afstel zou leiden. Kan Van Houdenhoven zich al een beeld vormen in hoeverre dit voor zijn specifieke doelgroep ook het geval kan zijn? “Op dit moment nog niet”, zegt hij, “we zijn daar druk op aan het studeren. Natuurlijk is het mogelijk om bepaalde zorg uit te stellen, denk bijvoorbeeld aan een heupoperatie. Maar achter iedere zorgvraag zit persoonlijk leed en ook daarmee moet je rekening houden. Nog afgezien van de extra druk die het zorguitstel geeft op de thuiszorg en op het verlies aan arbeidspotentieel van mensen die niet kunnen werken zolang hun klacht niet verholpen is. Dat de zorg die wij gewend zijn te bieden wegvalt door het noodgedwongen uitstel, lijkt mij onwaarschijnlijk. Natuurlijk vinden er wel wat minder ongelukken plaats als mensen noodgedwongen thuisblijven en daalt dus ook de behoefte aan revalidatie enigszins. Maar daarover ontbreken concrete cijfers. Bovendien gaat het in deze discussie naar mijn mening te vaak over getallen. Wij behandelen mensen.”
Van Houdenhoven denkt al met al een redelijk concreet beeld te hebben van de omvang van de inhaalslag die gemaakt moet worden voor de uitgestelde zorg. “We weten hoeveel operaties we hebben uitgesteld en hoeveel we er vooruitgeschoven hebben”, zegt hij. “Het aantal dat we moeten inhalen kan iets lager uitvallen doordat sommige patiënten elders een plek hebben gevonden en doordat sommige patiënten intussen overlijden. Daar hebben we geen beeld van.”
Direct in gesprek
Van Houdenhoven zegt vanaf dag één van de crisis goed contact met de zorgverzekeraars te hebben gehad. “We hebben ze direct meegenomen in onze keuzes”, vertelt hij. “Een corona-afdeling inrichten heeft impact, dus daar hebben we ze bij betrokken. Dat ging prima. Op landelijk niveau zijn ook direct gesprekken op gang gekomen over liquiditeitsondersteuning om de salarissen van de medisch specialisten en het overige personeel te kunnen blijven betalen. Daarbij is ook de vraag aan de orde gekomen of de financiële impact van de crisis voor een categoraal ziekenhuis anders is dan voor andere ziekenhuizen en welke financiële consequenties dat moet hebben. Terecht vind ik, daar moet je het over hebben en dat is ook allemaal goed opgepakt.”
In oktober 2020 schreef de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen een brandbrief waarin ze het kabinet om extra investeringen voor de ziekenhuizen vroeg. “Het is nog lastig om in te schatten hoe groot de noodzaak daarvan is”, zegt Van Houdenhoven. “Hoeveel reservecapaciteit willen we hebben? Hoe willen we die invullen? Dat hangt af van de keuzes die we met elkaar gaan maken. Over de regeling continuïteitsbijdrage (CB-regeling) die we met de zorgverzekeraars hebben kunnen afspreken, ben ik zeer te spreken. Je moet immers voorkomen dat ziekenhuizen juist nu kunnen omvallen. Maar we hoeven in deze situatie ook geen winst te maken. Je hebt je solvabiliteit en je reserves om een crisis aan te kunnen. Daarbij was in de CB-regeling de verklaring van belang dat de ziekenhuizen net iets boven de nul uit moeten kunnen komen. Deze afspraak was bedoeld om de meerkosten van de coronacrisis en het uitstel van ingrepen te kunnen opvangen, maar terecht is er ook in meegewogen dat de ziekenhuizen door het uitblijven van behandelingen bepaalde kosten niet hoefden te maken. In ons geval: als je geen ingrepen doet, hoef je ook geen implantaten in te kopen. Al met al een ingewikkelde rekensom, maar het is wel goed dat we die hebben gemaakt. En het is internationaal opgevallen, want we hebben met die CB-regeling zelfs Forbes gehaald. In de Verenigde Staten gaan ziekenhuizen failliet in deze crisis, omdat het daar niet gelukt is dergelijke afspraken te maken.”
Competitie en samenwerking
Een onderdeel van de afspraken was het opschorten van de onderlinge concurrentie. “Wat mij betreft is er geen concurrentie maar competitie”, zegt Van Houdenhoven hierover. We zien al jaren dat de samenwerking tussen ziekenhuizen steeds beter gaat. Dit is in de coronacrisis nog veel belangrijker geworden, en niet alleen tussen ziekenhuizen onderling maar ook met zelfstandige behandelcentra, verpleeghuizen, revalidatiecentra en thuiszorg. Deze crisis laat zien hoezeer we afhankelijk zijn van elkaar. Het is zaak dat we ons dit ook voor de toekomst blijven realiseren.”
In december 2020 tuigden de ziekenhuizen en zorgverzekeraars een collectief landelijk noodplan op voor de vergoedingen in 2021, waarbij de contracten voor 2020 werden hergebruikt. “Dit is goed en snel tot stand gekomen”, zegt Van Houdenhoven. “Het biedt rust om te werken aan de vraag: hoe nu verder? Het heeft me wel verbaasd dat één zorgverzekeraar, Eucare, zich aan deze afspraak heeft onttrokken. Heel goed is dat is voorzien in geld om de kosten van coronazorg te compenseren en in een vergoeding voor gederfde inkomsten. Daarmee zijn de afspraken bestand tegen alle scenario’s die we nu kunnen voorzien. De toezegging van minister Tamara van Ark om ‘schappelijk’ om te gaan met de hoofdlijnenakkoorden is natuurlijk multi-interpretabel. Maar bedenk wel, iedere euro die we nu meer uitgeven, gaat straks ten koste van de premie die moet worden opgebracht door de mensen die nu door de coronacrisis in de problemen komen. We gaan dus zien hoe dit uitpakt. Maar mijn standpunt hierbij is: het nu samen oplossen, en achteraf evalueren.”
Niet euro’s maar mensen
Als onderdeel van de gemaakte afspraken hebben de ziekenhuizen wel de opdracht gekregen om verder invulling te geven aan de landelijke ambitie om zorg te verplaatsen. Van Houdenhoven: “Dat is in het hoofdlijnenakkoord afgesproken dus daar gaan we voor. De vraag van de toekomst gaat niet over euro’s maar over medewerkers. Kijk naar de ontgroening en vergrijzing. De beroepsbevolking wordt steeds kleiner en de zorg, de politie en het onderwijs willen allemaal meer mensen. Die zijn er niet. We móeten de zorg dus wel efficiënter inrichten, niet om geld te besparen maar om de medewerkers te faciliteren die er nog wel zijn. Wat mij betreft is dus geen inspanningsverplichting maar een harde resultaatverplichting. Die voelen mijn collega’s en ik ook.”
Ondertussen moeten dit jaar nog wel de contractonderhandelingen met de zorgverzekeraars voor 2022 worden gevoerd. “Daar gaan we uitkomen”, zegt Van Houdenhoven. “Nogmaals: dat gesprek gaat niet over geld of bezuinigen maar over mensen zo optimaal mogelijk inzetten om de zorg te kunnen blijven leveren die nodig is. We hebben het te vaak over geld. Natuurlijk gaan we ook de discussie voeren over het stelsel. De inhoud van die discussie hangt af van wat het volgende kabinet op dit gebied wil gaan doen en hoe we de huidige crisis gaan evalueren. Persoonlijk ben ik hier positief over gestemd. Ik ben niet voor een nieuw stelsel maar zie wel de noodzaak om dingen te veranderen, en ik heb er vertrouwen in dat het gesprek daarover goed op gang zal komen. Het is ook gelukt om de hoofdlijnenakkoorden te sluiten die daarvoor de basis vormen.”