Er bestaan grote verschillen tussen centra wat betreft het vochtbeleid voor ic-patiënten met traumatisch hersenletsel, zo blijkt uit een grote prospectieve studie waarvan de resultaten zijn gepubliceerd in The Lancet Neurology. Eveline Wiegers (Erasmus MC) en collega’s concluderen dat een positieve vochtbalans is geassocieerd met slechtere functionele uitkomsten. Deze resultaten suggereren dat een beleid gericht op het vermijden van zowel hyper- als hypovolemie tijdens de ic-opname kan bijdragen aan een betere uitkomst.
In deze prospectieve multicenterstudie werd de variabiliteit in het vochtbeleid bij patiënten met traumatisch hersenletsel op 55 ic-afdelingen in 18 landen gekwantificeerd, waarna het effect van deze verschillen op de uitkomsten van de patiënt zijn bestudeerd. Hiervoor werd gebruikgemaakt van twee observationele cohorten: CENTER-TBI in Europa en OzENTER-TBI in Australië. Patiënten van 16 jaar of ouder die met traumatisch hersenletsel op de ic werden opgenomen, kwamen in aanmerking voor inclusie. Er werden gegevens geëxtraheerd over demografie, letsel, klinische kenmerken en behandeling, en de gemiddelde dagelijkse vochtbalans en vochttoediening tijdens de ic-opname werden berekend per patiënt. Vervolgens werden associaties tussen de vochtbalans en -toediening en de ic-mortaliteit en functionele uitkomst na 6 maanden (gemeten met de Glasgow Outcome Scale Extended, GOSE) geanalyseerd.
Meer vocht niet beter
In totaal konden 2.125 patiënten die tussen 19 december 2014 en 17 december 2017 deelnamen aan CENTER-TBI en OzENTER-TBI worden meegenomen in deze analyse. De mediane leeftijd was 50 jaar (IQR 31-66) en 1.566 patiënten (74%) waren man. De mediane gemiddelde dagelijkse vloeistoftoediening varieerde tussen de centra van 1,48 liter (IQR 1,12-2,09) tot 4,23 liter (3,78-4,94). De gemiddelde dagelijkse vochtbalans (mediaan) varieerde van -0,85 liter (IQR -1,51 tot -0,49) tot 1,13 liter (0,99 tot 1,37) over de centra. In analyses op patiëntniveau was een gemiddelde positieve dagelijkse vochtbalans geassocieerd met een hogere ic-mortaliteit (OR 1,10 (95%-BI 1,07-1,12) per toename van 0,1 liter) en een slechtere functionele uitkomst (1,04 (1,02-1,05) per toename van 0,1 liter). Een hogere gemiddelde dagelijkse vloeistoftoediening was ook geassocieerd met een hogere ic-mortaliteit (1,05 (1,03-1,06) per toename van 0,1 liter) en een slechtere functionele uitkomst (1,04 (1,03-1,04) voor een afname van 1 punt op de GOSE per toename van 0,1 liter). Analyse op centrumniveau liet vergelijkbare associaties zien tussen een hogere vochtbalans en ic-mortaliteit (OR 1,17 (95%-BI 1,05-1,29)) en slechtere functionele uitkomst (1,07 (1,02-1,13)). Een hogere vochttoediening was echter niet geassocieerd met de ic-mortaliteit (OR 0,95 (0,90-1,00)) of een slechtere functionele uitkomst (1,01 (0,98-1,03).
Praktische implementatie
Hoewel deze bevindingen pleiten voor een beleid waarin zowel hypo- als hypervolemie strikter worden vermeden, zal uit vervolgonderzoek moeten blijken hoe deze kennis kan worden geïmplementeerd in de praktijk, rekeninghoudend met cerebrale perfusiedruk en individuele benaderingen op basis van hemodynamische monitoring.
Bron: