De allereerste niertransplantatie bij een kind werd uitgevoerd in 1959. In de afgelopen 60 jaar is de overlevingskans na een niertransplantatie bij kinderen sterk toegenomen door betere medicijnen, minder infecties en meer levende donoren.
Dat concluderen Loes Oomen, arts-onderzoeker van de afdeling Urologie van het Radboudumc, en haar collega’s. Zij voerden een groot onderzoek uit naar de ontwikkeling van niertransplantaties bij kinderen dat recent werd gepubliceerd in Frontiers in Pediatrics. Hiervoor vergeleken ze gegevens over 411 niertransplantaties bij kinderen uitgevoerd tussen 1968 en 2020 in het eigen centrum met bestaande literatuur.
In de beginperiode had 42% van de patiënten 5 jaar na de transplantatie nog een functionerende nier, terwijl dat nu 93% is. Daarnaast is de kwaliteit van leven van patiënten nu een stuk beter. De belangrijkste reden voor de verbeterde transplantaatoverleving is dat er veel betere immuunsuppressiva beschikbaar zijn. Daarnaast krijgen de meeste kinderen tegenwoordig een nier van een levende donor. In veel gevallen – zeker in Nederland – is dat één van de ouders. Omdat zij vaak relatief jong en gezond zijn, de operatie goed kan worden gepland en er meestal een goede genetische match is, is de kans op afstoting kleiner. Bovendien wordt er vaker preëmptief getransplanteerd.
Bron: